Meer dan een miljoen mensen in Nederland hebben diabetes, een chronische ziekte waarbij het lichaam glucose (suiker/koolhydraten) in het bloed niet meer goed in de cellen kan krijgen, met hoge bloedglucosespiegels als gevolg. Als je het internet opgaat, word je overladen met overtuigingen over wat het beste eetpatroon is om diabetes te voorkomen of zelfs om te keren.
Sommige mensen zweren bij een koolhydraatarm eetpatroon (wat op het eerste gezicht logisch lijkt), maar Janneke van der Meulen denkt daar anders over. Zij stelt dat diabetes geen suikerziekte is, maar een vet-eiwitziekte. In haar boek ‘De eiwitleugen’ voert ze haar betoog voor een koolhydraatrijk fructivoor eetpatroon: volgens haar zijn we anatomisch het meest geschikt om fruit te spotten, plukken, eten en verteren.
Volgens Van der Meulen zijn te veel eiwitten het onderliggende probleem van een reeks welvaartsziekten. Wetenschappelijk onderzoek vormt één van de basisprincipes van haar boek, waarbij ze zich richt op onderzoeken met de hoogste wetenschappelijke bewijskracht.
Hoe sterk is het wetenschappelijke bewijs voor haar claim dat ‘diabetes een vet-eiwitziekte is’?
Leestijd: +/- 16 minuten Luisteren: binnenkort
Janneke behandelt in haar boek vele ziekten, zoals darmziekten, hartziekten en nierziekten. Toch wil ik beginnen bij diabetes. Ik kende namelijk Team low-carb al (diabetes is een glucoseprobleem, dus je moet minder koolhydraten eten). Ook ken ik Team balans (diabetes is een overgewicht-/ongezond-eten-probleem, dus eet niet te veel en volg de Schijf van Vijf). Maar Team koolhydraatrijk (te veel vet en eiwitten zijn het probleem, dus eet hoofdzakelijk fruit en planten) kende ik nog niet.
Ik heb nog niet eerder een boek gelezen dat zo overzichtelijk en uitgebreid onderbouwd is met wetenschappelijke literatuur als dat van Janneke. Ik moet ook benadrukken dat ik met heel veel plezier door de literatuur ben gegaan. Het voelde als een kind in een speeltuin. Het boek van Janneke is een ongelooflijk leerzame duik in de wetenschap.
Mijn eigen bias
Het mechanisme van diabetes
Zoals we weten, is het fundamentele probleem bij diabetes dat het lichaam glucose niet meer goed kan verwerken. Koolhydraten worden in het lichaam afgebroken tot glucose, dat in het bloed terechtkomt. Het probleem is echter dat deze glucose vervolgens niet kan worden afgegeven aan de cellen. Dit is essentieel, want pas in de cellen kan glucose als brandstof worden gebruikt.
Het lichaam maakt het hormoon insuline (een eiwit) aan om cellen te openen voor glucose, maar bij diabetes werkt dit proces niet goed meer. Dit wordt insulineresistentie genoemd. Wanneer mensen zo insulineresistent worden (vaak door hun leefstijl) dat de bloedglucosespiegels chronisch te hoog zijn, spreken we van diabetes type 2.
Wat Janneke heel mooi doet in dit hoofdstuk, is dat ze begint met het uitleggen van de ziekte, om vervolgens het volgens haar cruciale mechanisme toe te lichten, ondersteund door wetenschappelijke literatuur.
“Vet in en rondom je cellen remt de werking van insuline, waardoor de suiker in het bloed de cellen niet in kan. Hierdoor blijft suiker langer in je bloed circuleren. In reactie hierop blijft je alvleesklier insuline afgeven om alsnog snel die suikers in de cellen te krijgen. Hoeveel insuline je ook produceert, de laag vet rondom je cellen zorgt ervoor dat je cellen de cruciale suikers niet kunnen ontvangen.”
Volgens Janneke remt vet in en rondom je cellen de werking van insuline. Hierdoor stijgt het glucosegehalte in het bloed, met als gevolg dat je alvleesklier nog meer insuline gaat aanmaken. Toch kan de glucose de cellen niet in. Dit noemen we insulineresistentie.
Vetconsumptie en overgewicht (die volgens haar ook zorgen voor een chronische verhoging van vet in het bloed) zouden daardoor leiden tot insulineresistentie en uiteindelijk tot diabetes.
Om dit mechanisme te onderbouwen haalt ze twee studies aan.
Claim: Dat vet de werking van insuline remt, is op twee manieren aangetoond: vet in het bloed brengen en insulineresistentie schiet omhoog (73) en door vet uit het bloed te verwijderen en insulineresistentie daalt(74).
In de studie van Roden et al. werden zeven gezonde mannen aan een infuus gelegd. Voor het experiment moesten zij drie dagen in energiebalans eten, gevolgd door 12 uur vasten. Via het infuus werden een constante hoeveelheid insuline en glucose toegediend. Vervolgens werden de mannen in drie verschillende situaties onderzocht:
Situatie 1 (LIP, zwarte bol): Toediening van een grote hoeveelheid vet.
Situatie 2 (BAS, driehoek): Toediening van een kleine hoeveelheid vet, om een ‘gevaste staat’ na te bootsen waarin mensen geen vet hebben gegeten.
Situatie 3 (CON, lege bol): Vet in het bloed minimaliseren.
De twee belangrijkste metingen in de studie waren de totale bloedglucose-opname (A) en de concentraties van glucose-6-fosfaat (G-6-P) (B). G-6-P is een glucosemolecuul dat wordt gevormd uit glucose door het enzym hexokinase. Wanneer glucose de cel binnenkomt, wordt het ofwel afgebroken tot energie, of omgezet in glycogeen, de opslagvorm van glucose. Voor beide processen wordt glucose eerst omgezet naar G-6-P.
De theorie van de onderzoekers destijds was dat een hogere vetconcentratie in het bloed leidt tot een verminderde glucoseverbranding. Dit zou resulteren in een ophoping van G-6-P in de cel, wat vervolgens de glucoseopname uit het bloed doet afnemen.
“From in vitro studies (laboratorium studies), Randle et al. postulated that increased FFA oxidation inactivates pyruvate dehydrogenase with subsequent inhibition of phosphofructokinase. This would cause intracellular glucose-6-phosphate (G-6-P) to rise and then decrease hexokinase II activity with consequent decreased glucose uptake and glycogen synthesis.”
Glucose opname
G-6-P
Uit het onderzoek blijkt dat er geen verschil was in glucoseopname tussen de drie situaties tot twee uur na het toedienen van vet. Na 120 minuten bleef de glucoseopname in de "heel weinig vet"-groep (BAS) stijgen, terwijl in de andere twee situaties (waarbij er wel vet in het bloed werd toegediend) de glucoseopname begon te dalen.
Opvallend genoeg waren de concentraties van G-6-P in de CON-groep (waarbij helemaal geen vet werd toegediend) juist het hoogst. Dit suggereert dat de oorspronkelijke theorie over waarom vet in het bloed effect heeft op glucoseopname niet correct is.
In de studie van Santomauro et al. kregen 43 deelnemers zowel een placebo (een pil zonder actieve werking) als een medicijn dat vetten in het bloed verlaagt toegediend. De deelnemers waren verdeeld over vier groepen:
Mensen met obesitas maar zonder diabetes (of insulineresistentie).
Mensen met obesitas en beperkte insulineresistentie (pre-diabetes).
Mensen met obesitas en type 2 diabetes.
Een controlegroep zonder obesitas of glucose-intolerantie.
Alle deelnemers moesten drie dagen voor het experiment 200 gram koolhydraten per dag eten. Op dag 1 kregen ze om 19.00 uur, 01.00 uur en 07.00 uur een placebo toegediend. Op dag 2 kregen ze op dezelfde tijdstippen de medicatie toegediend, waarna ze aan een infuus werden gelegd. Dit stelde de onderzoekers in staat om glucose, insuline en vetten in het bloed te meten.
Hoe hoger de balk, hoe groter de glucoseopname in het lichaam, van het bloed naar de cellen. In alle groepen zorgde de medicatie (de zwarte balken) voor een betere glucoseopname vergeleken met de placebo (de witte balken), waarbij het grootste effect werd gezien in de groep met obesitas zonder insulineresistentie.
Daarnaast hadden alle groepen verbeteringen in glucose- en insulinepieken na de inname van 75 gram glucose, nadat ze een nacht lang de vetverlagende medicatie hadden gekregen.
Volgens de auteurs leidt een chronische verlaging van vetten in het bloed tot minder insulineresistentie, omdat vetten de werking van insuline beperken en de aanmaak van glycogeen (glucoseopslag) tegengaan.
“FFAs cause insulin resistance through inhibition of insulin-stimulated glucose transport and/or phosphorylation, as well as by inhibition of glycogen synthesis, processes that require 3–6 h to develop. FFA-induced inhibition of carbohydrate oxidation, on the other hand, develops almost instantaneously but does not interfere with ISGU for several hours.”
Is het eten van vet een probleem?
Deze studies laten beide zien dat een chronische verhoging of verlaging van vetten in het bloed kan zorgen voor meer of minder insulineresistentie. Zo concluderen ook de auteurs van de vorige studie.
“Lowering of overnight plasma FFA levels with Acipimox markedly improved insulin resistance, oral glucose tolerance, and basal insulin levels in obese subjects, regardless of the degree of their preexisting insulin resistance. These findings add to a growing body of evidence showing that elevated plasma FFA levels are an important link between obesity and insulin resistance.”
En hier zit de crux! De verminderde opname van glucose door een chronische verhoging van vetten in het bloed is vooral een probleem bij mensen met obesitas. Zoals je kunt zien in de studie van Santomauro (de witte balken in het figuur hierboven), had de groep zonder obesitas tijdens het gebruik van de placebo een twee keer zo hoge glucoseopname als de groep met obesitas (beide zonder insulineresistentie).
Er was dan ook slechts een klein effect van de vetverlagende medicatie op de glucoseopname bij mensen zonder obesitas en zonder insulineresistentie. Hoewel de stijging significant was (er is een grote kans dat het verschil geen toeval is), rijst de vraag of het ook klinisch relevant is (heeft het een merkbaar effect op de gezondheid)?
Daarentegen had de groep met obesitas maar zonder insulineresistentie een opvallend grote verbetering in glucoseopname. Dit onderstreept hoe groot het effect van obesitas is op vetten in het bloed en daarmee op glucoseopname.
Kleine side note: Het feit dat mensen obesitas zonder insulineresistentie kunnen hebben, laat ook zien dat diabetes een complex gezondheidsprobleem is.
Tot slot toetsten deze studies niet wat het effect is van het eten van vet op insulineresistentie, maar eerder wat een chronische verlaging of verhoging van vetten in het bloed doet. De auteurs geven dan ook aan dat een chronische verhoging van vetten in het bloed een kenmerk is van obesitas.
"Here, we have tested the hypothesis that FFAs are the link between obesity and insulin resistance/hyperinsulinemia and that, therefore, lowering of chronically elevated plasma FFA levels would improve insulin resistance/hyperinsulinemia and glucose tolerance in obese nondiabetic and diabetic subjects."
Het eten van vet hoeft niet persé te zorgen voor zo’n chronische verhoging van vet in het bloed. Ook kun je niet stoppen met vet eten om zo je vetten in het bloed chronisch te verlagen. We hebben vetten nodig om gezond te zijn. Janneke erkent dit ook in haar boek.
Claim: het eten van vet beperkt glucose absorptie (opname)
Toch is dat wel het argument dat Janneke wil maken.
"Belangrijk om te realisteren dat dit vet niet via een infuus toegediend hoefde te worden, maar dat onderzoekers de proefpersonen alleen maar wat vet te eten hoefden te geven. Eet wat eieren, olijfolie, boter of room en binnen anderhalf uur wordt de absorptie van glucose door je cellen aangetast.”
Hiervoor haalt ze de studie van Sweeney aan. Sweeney had als een van de eersten de mogelijkheid om de theorie te testen dat de samenstelling van je eetpatroon invloed heeft op hoe goed je lichaam omgaat met koolhydraten, met behulp van wetenschappelijk onderzoek.
In deze studie werden 21 jonge geneeskundestudenten (mannen) op vier verschillende eetpatronen gezet:
Eiwit: vlees en het eiwit van eieren.
Vet: olijfolie, boter, mayonaise en room.
Koolhydraten: suiker, snoep, gebak, wit brood, aardappels en havermout.
Vasten: geen voedsel (niets).
De deelnemers volgden deze eetpatronen gedurende twee dagen. Op de derde dag kregen ze 1,75 gram dextrose (koolhydraten) per kilogram lichaamsgewicht toegediend. Vervolgens werd hun bloedglucose gemeten.
Volgens de auteurs was de koolhydraatgroep de enige groep (onderste lijn) met een relatief normale bloedglucosereactie. In alle andere groepen was er een enorme piek in bloedglucose, die na twee uur nog niet genormaliseerd was.
Volgens Janneke bewijst deze studie dat vet (en mogelijk ook eiwit) de glucoseopname beïnvloedt. De auteurs van de studie zijn hier echter minder stellig over. Zij stellen dat een gebalanceerd eetpatroon met vet, koolhydraten en eiwitten waarschijnlijk leidt tot een gezonde bloedglucosereactie.
De extreme bloedglucosereactie na een vetrijk eetpatroon of vasten schrijven zij toe aan een vertraagde insulineaanmaak. Dit effect zou minder zichtbaar zijn bij eiwitrijke diëten, omdat eiwitten in het lichaam kunnen worden omgezet in koolhydraten.
“In the next group of patients, namely, those receiving fats, the curves fall just where one would expect them to according to the theory proposed. As a result of much ingestion of fat, the activation of the insulin stimulating hormone has been reduced. This would cause a sluggish response when dextrose is ingested ; therefore, a rather steep rise in the blood sugar occurs until the insulin stimulating process has been completed… In health and as a result of daily eating of the usual mixed diet, this mechanism is working smoothly and flexibly; in other words, the response to carbohydrate ingestion is normal...”
Als je het mij vraagt, laat deze studie alleen zien dat wanneer iemands eetpatroon uitsluitend uit vetten, eiwitten of niets bestaat, het lichaam (van gezonde jonge mannen) minder snel kan reageren op koolhydraten. Dit zegt niets over de invloed van vetten op glucoseopname binnen een eetpatroon waarin alle drie de macronutriënten aanwezig zijn.
De vraag is: bewijs je hiermee dat vet (en mogelijk ook eiwitten) de glucoseopname verstoort, of dat het niet eten van koolhydraten hiervoor verantwoordelijk is? (Ik denk het laatste.)
Claim: Ook bij gezonde mensen. Hoe minder vet in je voedingspatroon, hoe beter insuline werkt.
Toch zou er volgens Janneke meer bewijs zijn dat de hoeveelheid vet in een voedingspatroon effect heeft op de werking van insuline. Ze haalt dezelfde bron zelfs twee keer aan (hoewel ze de bron twee verschillende nummers geeft) en stelt dat vet niet alleen de werking van insuline remt, maar ook dat een vet- en eiwitrijk eetpatroon schadelijke effecten heeft op onze bloedvaten vanwege de invloed op onze bloedsuikerspiegel en insulineniveaus
“Talloze mensen proberen (tevergeefs) met behulp van dierlijke producten en het weglaten van fruit hun bloedsuikerspiegels en insulinniveaus stabiel te houden, zonder dat er wetenschappelijk bewijs is voor deze theorieën. Terwijl er juist veel onderzoek is dat in de richting wijst van het schadelijke effecten van veel vet- en eiwitrijke producten op onze bloedvaten, nieren, lever, darmen en hart.”
Het eerste wat mij opvalt aan deze studie zijn de proefpersonen: konijnen. Dat komt vaker voor in onderzoek, maar in het boek lijkt het alsof er bewijs wordt aangehaald dat specifiek laat zien wat het effect is in mensen. Het is mij daarom niet duidelijk of de uitspraak “Ook bij gezonde mensen” eigenlijk nog hoorde bij de eerdergenoemde bronnen (die inderdaad zijn uitgevoerd bij gezonde jonge mannen) of bij deze studie. Mogelijk interpreteer ik dit verkeerd.
In ieder geval kregen de konijnen óf een koolhydraatrijk eetpatroon, óf een vetrijk eetpatroon. Terwijl de konijnen aan een infuus lagen, kregen ze herhaaldelijk insuline-injecties toegediend om te onderzoeken wat het effect van deze injecties was op hun bloedglucosespiegel.
Hier kwam onder andere uit naar voren dat de bloedglucose in de konijnen op een vetrijk eetpatroon minder snel daalde wanneer er een insuline injectie gegeven werd. Uit de resultaten kun je concluderen dat in konijnen een vetrijk eetpatroon niet de aanmaak van insuline wordt geremd maar wel de werking van insuline, waardoor bloedglucose langer in het bloed blijft.
“The fat diet decreases sugar tolerance; retards and diminishes the action of insulin upon the blood sugar; prevents or delays the progressive improvement of sugar tolerance which occurs on injection of consecutive doses of glucose; and impairs the ability of insulin to diminish the hyperglycaemia following intravenous injection of glucose.. Our final conclusion, that the varying ability of an animal to deal with carbohydrate characteristic of each of these conditions is not due to a variation in response of the insulin secreting mechanism, but is due to a change in the animal's susceptibility to insulin.”
Hoe dit zich vertaalt naar mensen kun je uit deze studie niet opmaken.
Mijn conclusie
Op basis van deze studies concludeer ik dat een chronische verhoging van vetten in het bloed (wat vaak het resultaat is van overgewicht) ervoor kan zorgen dat je lichaam minder goed met glucose omgaat. Dit zou je echter ook kunnen toeschrijven aan een energieoverschot in het lichaam. Want wat moet het lichaam doen met al die vetten en glucose wanneer er al te veel energie aanwezig is?
Ik moet hierbij sterk denken aan de Randle-cyclus, waar ik later op terugkom. Misschien is het wel een natuurlijke en gezonde reactie van het lichaam om geen glucose meer in de cellen toe te laten wanneer er al voldoende vetten aanwezig zijn. Dit suggereert dat insulineresistentie een beschermend proces kan zijn om cellen te beschermen tegen een overdaad aan energie.
Toch lijkt het erop dat bij konijnen een vetrijke voeding de werking van insuline daadwerkelijk remt. Daarnaast is het heel duidelijk dat het lichaam minder goed op koolhydraten reageert na een periode waarin geen koolhydraten zijn gegeten.
Conclusie Janneke
Op basis van deze studies concludeert Janneke dat het advies om vet- en eiwitrijke voeding te eten ter voorkoming van een (te) hoge insulinereactie en insulineresistentie onterecht en schadelijk is. Volgens haar zorgt constant vette voeding ervoor dat suiker niet in de cellen kan worden opgenomen en in het bloed blijft circuleren, zeker bij een zittende levensstijl.
Wat mij echter opvalt, is dat Janneke vooral spreekt over het effect van vetten, terwijl ik dacht dat er ook sprake was van een eiwitprobleem. Hier kom ik later op terug.
Eerst gaat ze verder in op de vraag: is suikerrijke voeding wel de oorzaak van hogere bloedglucosespiegels en insulinereacties?
Claim: Het is niet de hoeveelheid koolhydraten of suikers die de grootte van de insulinereactie bepaalt. Opvallend is dat biefstuk, witvis of eieren een minstens twee keer zo grote insulinereactie veroorzaakte dan bijvoorbeeld 279 gram banaan, 435 gram appel of 625 gram sinaasappel.
Voor deze claim verwijst Janneke naar een studie waarin 38 voedingsproducten (verdeeld over zes categorieën: fruit, bakkersproducten, koolhydraatrijke producten, eiwitrijke producten en ontbijtgranen) in porties van 240 kcal werden getest op 11 tot 13 gezonde deelnemers. De deelnemers kregen deze porties gevoerd, waarna vingerprikken werden afgenomen om de insuline- en glucosereacties te meten.
Alle scores werden vergeleken met de glucose- en insulinereactie op wit brood, dat als referentie werd gebruikt. Een score van 90% betekent dat de glucose- of insulinereactie 10% lager was dan bij wit brood, terwijl een score van 110% aangeeft dat de reactie 10% hoger was dan bij wit brood.
De resultaten waar Janneke naar refereert staan in het volgende figuur:
Hier zien we dat producten zoals biefstuk en witvis inderdaad een grotere reactie veroorzaken. Er is echter een belangrijke kanttekening: dit gaat om de verhouding tussen de insulinereactie en de glucosereactie.
De reden dat biefstuk en vis zo hoog scoren, is dat ze zorgen voor een veel lagere bloedglucosereactie in vergelijking met koolhydraatrijke producten, terwijl ze wel een insulinereactie ontlokken. Als je kijkt naar de absolute waarde (met wit brood als referentie), krijg je het volgende:
Evengoed opvallende resultaten, als je het mij vraagt. Bijvoorbeeld dat bonen zorgen voor een hogere insulinereactie dan wit brood, of dat volkorenbrood bijna dezelfde insulinereactie veroorzaakt als wit brood. Daarnaast wijzen de auteurs erop dat er een flinke variatie was tussen individuen, vooral in de insulinereactie.
Janneke maakt hier dus een goed punt: de insulinereactie wordt niet uitsluitend bepaald door de hoeveelheid koolhydraten. Volgens de auteurs laat een analyse zien dat slechts 23% van de variatie in insulinereactie verklaard kan worden door het koolhydraatgehalte van een product. De overige variatie wordt deels verklaard door factoren zoals de hoeveelheid eiwitten, vet, water, suiker en zetmeel, die samen in totaal maar 33% van de insulinereactie verklaren.
Fascinerend, toch? Vind je dit interessant?Lees dan mijn stuk over het boek van Spector en de PREDICT studie, daar ga ik hier dieper op in.
“MultipIe-regression analysis of the individual results showed that the glycemic response was a significant predictor of the insulin response, but it accounted for only 23% of the variability in insulinemia. The macronutrients (protein or fat, water, sugar, and starch) were also significant predictors, but together accounted for only another 10% of the variability of the insulin responses. Thus, we can explain only 33% of the variation of the insulin responses to the 38 foods under examination.”
Janneke redeneert dat dierlijke producten vaak rijk zijn aan vetten en eiwitten, en dat deze de werking van organen en de communicatie van insuline verstoren. Dit betekent echter niet dat het verstandig is om geraffineerde suikers in onnatuurlijke producten te gaan eten (want ja, volgens haar figuur heeft een Mars ook een lagere insulinereactie dan vlees en vis). Toch ziet zij geen enkele reden om fruit te schrappen en in plaats daarvan dierlijke producten te eten.
Eiwitten en bloedglucose
Ondanks dat Janneke heel stellig beweert dat eiwitten ook een rol spelen bij het verstoren van de communicatie met insuline, heeft ze zich tot nu toe eigenlijk alleen op vetten gericht. Dat vind ik vreemd, ten eerste omdat het boek De Eiwitleugen heet, en ten tweede omdat er behoorlijk veel onderzoek is gedaan naar het effect van eiwitten op bloedglucose en insuline.
Sterker nog, er wordt zelfs beweerd dat eiwitten juist belangrijk zijn voor mensen met type 2 diabetes om hun bloedglucose te reguleren. Deze bewering is gebaseerd op experimenteel onderzoek. Zo hebben verschillende interventiestudies aangetoond dat suppletie van melkeiwitten zorgt voor een lagere bloedglucosepiek na een maaltijd. Dit effect wordt mogelijk verklaard door de invloed van individuele aminozuren op glucose-dependent insulinotropic polypeptide (GIP).
Hoewel er nog veel onzekerheid is, lijken eiwitten een effect te hebben dat het tegenovergestelde is van wat Janneke claimt. Ik raad je aan om de onderzoeken door te nemen; ze zijn super interessant! Het zijn er echter te veel om in deze blog mee te nemen. Ik vond ongeveer 10 interventiestudies; hier zijn drie voorbeelden:
Conclusie
Oké laat ik het even samenvatten. Janneke zet in dit hoofdstuk heel mooi de Piramide van Bewijskracht in. ZJanneke probeert haar theorie te onderbouwen met mechanistisch onderzoek bij zowel mensen als dieren. Hierbij maakt ze duidelijk hoe zij denkt dat vetten effect hebben op insulineresistentie (en dus op de glucoseopname in cellen): hoe meer vet er in ons bloed zit, hoe minder glucose wordt opgenomen in cellen.
Er zijn echter kanttekeningen. Het eten van vet hoeft niet per se te zorgen voor een chronische verhoging van vetten in het bloed. Ook lijkt het verlagen van vetten in het bloed bij gezonde, slanke mensen maar weinig effect te hebben op de glucoseopname in het lichaam.
Daarnaast wilde ze aantonen dat het eten van vet de opname van glucose remt bij mensen. De studie van Sweeney laat echter zien dat dit niet zozeer te wijten was aan de vetten in het eetpatroon, maar eerder aan de afwezigheid van koolhydraten. Als je nooit koolhydraten eet, zal het lichaam slechter reageren op koolhydraten wanneer je ze wel een keer eet. Al lijkt dit in konijnen anders te zijn, maar deze resultaten kun je niet één-op-één naar mensen vertalen.
Vervolgens probeert ze aan te tonen dat koolhydraten niet de hoofdoorzaak zijn van hoge insulinereacties. Dat klopt: er is meer aan de hand. Ze stelt ook dat dierlijke producten voor een veel hogere insulinereactie zorgen. Dit bleek echter niet waar te zijn. Relatief gezien zorgen dierlijke producten, ten opzichte van bloedglucose, inderdaad voor een hogere insulinereactie. Maar als je kijkt naar absolute waarden, zorgen koolhydraatrijke producten nog altijd voor een hogere insulinereactie. Wat ook logisch is.
Toch is het fascinerend dat er een enorme variatie zit tussen mensen in hoe ze reageren op voeding. Dit bespreek ik verder in mijn stuk over het boek ‘ingelepeld’.
Opvallend vind ik dat eiwitten tot nu toe niet duidelijk benoemd worden door Janneke. Dit is opmerkelijk, aangezien zij stelt dat diabetes ook het resultaat is van eiwitrijk eten, en dit boek De Eiwitleugen heet.
Misschien wordt dit volledig uitgewerkt in deel 2 van deze analyse, waar Janneke verder bouwt aan haar zaak door in te gaan op het effect van verzadigd vet op insulineresistentie. Daarnaast bespreekt ze interventiestudies die laten zien wat het effect is van een veganistisch eetpatroon op diabetes.
Hersenspinsel: De Randle cycle
Dan kom ik nog even terug op de Randle cycle. Ik kwam er namelijk later achter dat de eerste studies Randle en zijn hypothese benoemen als reden om G-6-P te meten.
“From in vitro studies (laboratorium studies), Randle et al. postulated that increased FFA oxidation inactivates pyruvate dehydrogenase with subsequent inhibition of phosphofructokinase. This would cause intracellular glucose-6-phosphate (G-6-P) to rise and then decrease hexokinase II activity with consequent decreased glucose uptake and glycogen synthesis.”
Ik kwam recent pas achter het concept van de Randle cycle toen ik een duik nam in de video van Bart Kay en Ryan Attar. (hierover kun je meer lezen in mijn highlight over vetten op instagram)
Zij beweren namelijk dat de Randle-cyclus de reden is waarom we niet zowel vetten als koolhydraten zouden moeten eten (het liefst alleen vetten). De Randle-cyclus is een theorie die stelt dat koolhydraten en vetten concurreren om als energiebron te worden gebruikt. Wanneer je beide eet, zou het lichaam niet goed kunnen omgaan met deze twee energiebronnen, wat kan leiden tot insulineresistentie.
Wat mij echter opviel in de video van deze mannen, is hun definitie van deze cyclus, en met name drie woorden: ‘in caloric excess’. Ze zeggen hier zelf niets over en suggereren dat het eten van zowel vetten als koolhydraten altijd een probleem is. Maar hun eigen definitie maakt misschien wel de belangrijkste kanttekening van allemaal: dit probleem ontstaat alleen wanneer je te veel energie binnenkrijgt.
En ja, dat gevoel heb ik tot nu toe ook bij het argument van Janneke. Misschien is er alleen een probleem met koolhydraten, vetten en eiwitten wanneer mensen te veel energie binnenkrijgen. We zullen het zien in deel 2.
Wat vond je ervan? Laat het aan mij weten in de vorm van commentaar of een email: info@coenfirmationbias.nl
Ben je een claim tegen gekomen op internet of social media en ben je benieuwd naar een beoordeling van de onderbouwing, laat het mij weten en ik duik erin!
Wil je mij en mijn voedingswetenschapavontuur steunen? Deel mijn artikelen of de podcast op jouw socials!
Alles wat je op deze website leest is mijn mening gebaseerd op kennis en ervaring. De kans is groot dat ik wel eens iets over het hoofd zie, of dat iets beter kan. Ik hoor het graag!
Wetenschap doen we samen.
Volg me of connect met me op:
Linkedin: https://www.linkedin.com/in/coen-dros/
Comments