top of page

Het verband tussen bespoten voedsel en Parkinson

Het was één van de betere social media-discussies van 2023: Dokter Diederik beweerde dat bespoten voedsel geassocieerd is met pesticiden. Diederik was te gast bij Sportpoeder, een groot fitnesskanaal op social media, waarin hij vooral kwam praten over gezonde voeding. Een reel die daarvan gemaakt werd, ging over Diederik die de sterke stijging in Parkinson aanhaalt en benoemt dat dit moet komen door omgevingsfactoren, waaronder de door pesticide bespoten groente. De reel deed flink wat stof opwaaien, en ik kreeg de reel in mijn inbox met de vraag: zin in een duik? Eigenlijk wilde ik het loslaten vanwege tijdsgebrek, maar een aflevering van Zembla met een hartverscheurend verhaal over boeren en de ziekte van Parkinson trok mijn aandacht. Hier wilde ik meer van weten: veroorzaken pesticide Parkinson? En glyfosaat? en hoe zit het dan met het eten van bespoten groente en fruit? Kan ik beter kiezen voor biologisch? Er zat maar één ding op: vragen om een bron en de duikbril op. Wat is het standpunt van Dokter Diederik? En vertelt zijn bron hetzelfde verhaal?


Leestijd: +/- 45 min


Verduidelijking van Diederiks Standpunt

Laat ik deze blog beginnen met een verduidelijking van het standpunt van Diederik. Zo hebben we helder welke bewering de bron eigenlijk moet onderbouwen. In de reel werd duidelijk benoemd dat er een (epidemiologische) associatie is tussen bespoten voedsel, zoals groente en fruit, en de ziekte van Parkinson. Daarom zou het een verstandige keuze zijn om voor biologisch te kiezen. Echter, nadat er hierover werd doorgevraagd, kwam naar voren dat dit door de reel uit zijn context gerukt zou zijn. Het werkelijke standpunt is het volgende:


“Er is nog geen directe link tussen de bespoten groenten en de ziekte van Parkinson. Maar als de studies wel een duidelijk verband laten zien tussen blootstelling aan deze pesticide en herbiciden en de ziekten van Parkinson, en deze bestrijdingsmiddelen zitten op bespoten groente en fruit, en bijgevolg ook in het grondwater, dan ben je een gewaarschuwd mens. Risico’s zijn vanzelfsprekend groter bij directe blootstelling, maar met alleen mensen werkend in de agrarische sector verklaar je de stijgende epidemiologische trend niet. Neurologen in het Radboud MC, o.a. Parkinsonexpert Bas Bloem, leggen deze link met ‘omgevingsrotzooi’ al een tijdje en waarschuwen net als ik. Dus ik zou zeker deze middelen zoveel mogelijk willen vermijden….. Groenten zijn fantastisch en een aanbeveling voor iedereen, maar je hebt ‘goed’ en je hebt ‘nog beter’. ”


Het standpunt en de reel refereert naar het werk van Bas Bloem, waar de NOS het volgende over kopte in september 2023: “Steeds meer mensen met Parkinson, ook twintigers en dertigers.”



Dit is natuurlijk een ongelofelijk verontrustend signaal. Iets waar ik nog geen idee van had. Dus ondanks dat er geen directe link is tussen het eten van groente en Parkinson (ik haal later in de blog hier bewijs voor aan), bleef bij mij een vraag hangen: kan ik beter biologisch gaan eten?

Mijn bias / disclaimer


Nadat ik de discussie deelde in mijn story op Instagram, kreeg ik ongelofelijk veel vragen, en vooral ook opmerkingen en bronnen over het verband tussen pesticiden en Parkinson. Waaronder een hartverscheurende aflevering van Zembla, waarin verschillende boeren met Parkinson aan het woord komen. Ook dit haalde een aantal jaren terug al het nieuws: “Landbouwgif kan kans op Parkinson verhogen.”



Ondanks dit alles heeft de Europese Unie toch het gebruik van het omstreden pesticide glyfosaat weer toegelaten, omdat landen als Nederland en Frankrijk niet tegen gestemd hebben en de EFSA/ECHA het middel als veilig bestemd hebben.




Al met al een bizar verhaal als je het aan mij vraagt. Iets waar ik meer van wilde weten. Hoe zit het met het bewijs voor de associatie tussen het gebruik van pesticiden en Parkinson? En wat laat het bewijs zien over de inname van groente en dezelfde ziekte? Ik zocht het voor je uit. Dus zet je duikbril maar op.


Associatie tussen Pesticidegebruik en Ziekte van Parkinson

Laten we beginnen bij de associatie tussen het gebruik van en (beroepsgerelateerde) blootstelling aan pesticiden en de ziekte van Parkinson. Als bewijs voor deze relatie kreeg ik de volgende bron van Dokter Diederik:



Het onderzoek bestaat uit twee delen. 1. Een observationeel onderzoek (case-control studie) waarbij gekeken wordt naar agrarische gebieden waar pesticiden gebruikt worden en hoe vaak de ziekte van Parkinson daar voorkomt in vergelijking met gebieden zonder agrarische gebied. 2. Een laboratoriumonderzoek waarbij ze dopamine hersenenneuronen blootstellen aan bepaalde pesticiden.


De Amerikaanse onderzoekers hebben gegevens van het California Pesticide Use Reporting (PUR) programma gebruikt. Dit programma bestaat al zo’n 50 jaar en is gebaseerd op wetgeving in California (USA) die eist dat bedrijven en boeren alle details rondom het gebruik van pesticiden moeten bijhouden. De onderzoekers hebben deze database gekoppeld aan een case-control studie die in California was uitgevoerd. Hierdoor konden ze het gebruik van pesticiden in de landbouw vergelijken met de adresgegevens van mensen die in de buurt woonden, om zo te kunnen zien of in gebieden met meer pesticidegebruik ook meer Parkinson voorkomt.


Hierdoor komt een vrij duidelijk patroon naar voren: Hoe groter het pesticidegebruik, des te groter het aantal mensen met de ziekte van Parkinson in dat gebied (gemiddeld).


“On average, the PD patients in the study both lived and worked near commercial agricultural facilities applying more total pounds of pesticide per acre than controls (average annual mean difference: 133 more pounds of pesticide applied per acre per year near the patients’ residences versus controls’ and 343 more pounds near workplaces). Of the 722 different active ingredients applied within the study participants’ buffer zone, PD patients and controls on average lived near the application of 50 (SD = 44.4) and 45 (SD = 40.9) different pesticides, respectively, during the entire exposure window. The mean number near participants’ workplace was 50 (SD = 45.4) for patients and 38 (SD = 39.2) for controls.”

Van de 1355 unieke pesticiden die volgens de database zijn gebruikt, waren er 68 geassocieerd met de ziekte van Parkinson. Om deze associatie meer bewijskracht te geven, hebben de onderzoekers gekeken naar welke individuele pesticiden de sterkste associatie hadden met de ziekte van Parkinson. Vervolgens hebben ze hersenneuronen van een patiënt met Parkinson blootgesteld aan individuele pesticiden of een combinatie van verschillende pesticiden. Van de 39 pesticiden die de sterkste associatie lieten zien met Parkinson, bleek dat 10 soorten pesticiden neurotoxische effecten hadden, wat wil zeggen dat ze leidden tot de dood van de (dopamine) hersenneuronen. Dit waren: propargite, copper sulfate (basic and pentahydrate), dicofol, folpet, naled, endothall, trifluralin, endosulfan, en diquat dibromide. Deze hersenneuronen produceren dopamine, en Parkinson ontstaat doordat de hersenneuronen die dopamine aanmaken afsterven. Volgens de auteurs hebben de 29 andere pesticiden weer andere plausibele biologische mechanismen die kunnen leiden tot Parkinson.


Onderbouwing bewering Dokter Diederik

Heel eerlijk, het stuk biologie en laboratoriumonderzoek gaat mijn pet te boven. Ik zal hier aannames moeten maken dat deze wetenschappers weten waar ze mee bezig zijn. Het is wel een heel belangrijk onderzoek, zo zal blijken later in deze blog. Een grote kritiek op het huidige toelatingssysteem is dat er geen onderzoek wordt gedaan naar de juiste uitkomstmaat: dopamine hersenneuronen. Deze studie heeft dat wel gedaan en laat duidelijk zien dat er meerdere pesticide zijn die zorgen voor de dood van deze neuronen in mensen. Dit maakt dat dat deze studie een sterke onderbouwing is voor de relatie tussen pesticide en Parkinson, en daarmee voor de bewering van Dokter Diederik. Het toont een associatie met een plausibel biologisch mechanisme, oftewel een mogelijk oorzakelijk verband. Echter, één case-case control studie is nooit genoeg.


Daarnaast legt het ook meteen een groot probleem bloot. Een deel van de tien pesctiden die in deze studie neurotoxische effecten lijken te hebben zijn al lang verboden in Europa: dicofol, propargite, trifluraline, endosulfan en diquat. Sommige van deze stoffen zijn tientalle jaren gebruik sinds de jaren 50/60 en uiteindelijk verboden toen ze toxisch bleken te zijn. Dat maakt het begrip 'pestcide' heel lastig te onderzoeken, aangezien de blootstelling over de jaren verandert is. Dus ja, deze bron onderbouwd de bewering van Dokter Diederik, maar als we een goede discussie over pesticide willen hebben zullen we specifieker en genuanceerder moeten zijn.


Meer bewijs voor de associatie

Deze studie is niet het enige bewijs voor de associatie tussen blootstelling aan pesticiden en Parkinson. Het artikel van de NOS dat ik eerder liet zien, is gebaseerd op een publicatie van Bas Bloem, hoogleraar neurologische bewegingsstoornissen aan het Nijmeegse Radboudumc en Parkinsonexpert, in het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde.



Hierin wordt benoemd dat een verhoogde beroepsgerelateerde blootstelling aan pesticiden leidt tot een 41% hoger risico op de ziekte van Parkinson.


“Daarnaast spelen niet-genetische risicofactoren een aanzienlijke rol bij het ontstaan van de ziekte van Parkinson. Recente meta-analyses tonen een verhoogd relatief risico (RR) aan bij mensen met verhoogde beroepsgerelateerde blootstelling aan pesticiden (RR: 1,41; 95%-BI: 1,20-1,65).”


Hierbij wordt echter wel benoemd dat het nog niet duidelijk is of er sprake is van een oorzakelijk verband.


“De gerapporteerde effecten van de bovenstaande risicofactoren hangen mogelijk met elkaar samen, met andere woorden: het is dus niet duidelijk of er een oorzakelijk verband bestaat tussen de afzonderlijke factoren en de ziekte van Parkinson.”



Ze verwijzen naar een systematische review met meta-analyse waarin is gekeken naar beroepen die met toxische stoffen werken, waaronder pesticiden, en de ziekte van Parkinson. Het betreft longitudinale observationele onderzoeken, wat inhoudt dat mensen gedurende vele jaren zijn gevolgd zonder dat er een interventie heeft plaatsgevonden.


(Het is enigszins vreemd om dit stuk te schrijven, aangezien ik deze studie pas later kreeg toegestuurd. Het zat namelijk achter een paywall. Een aantal van de studies in deze meta-analyse bespreek ik later in deze blog.)


De onderzoekers vonden twaalf studies naar het verband tussen beroep gerelateerde pesticide gebruik en Parkinson. Zes van de twaalf studies vonden een significant verband. De mensen met beroep gerelateerde pesticide gebruik hadden een (samengevat) 41% grotere kans op Parkinson dan mensen zonder beroep gerelateerde pesticide gebruik. Er was wel een gematigde heterogeniteit tussen de studies, wat aangeeft hoe verschillende studies van elkaar zijn. Dit komt meestal door verschillende manieren van blootstelling meten (pesticide) en uitkomst (Parkinson) meten, maar ookv verschillen in populatie etc. Hier kom ik later op terug.


De kwaliteit van de studie was alsvolgd: Brouwers et al (7), Park et al (6), Ascherio et al. (5), Baldi et al. (8), Beard et al. (5), Engel et al. (5), Feldman et al. (6), kamel et al. (6), kenborg et al. (5), Petrovich et al. (5), Tuchsen et al. (6), Wastensson et al. (5).


Nul tot drie punten is lage kwaliteit, vier tot zes is gematigde kwaliteit en zeven en hoger is hoge kwaliteit. Dit betekent dat alleen Brouwers et al en Baldi et al. van hoge kwaliteit zijn. Deze wil ik daarom graag even uitlichten.



Deze studie was onderdeel van de PAQUID cohort. De PAQUID volgde vijf jaar lang bijna vierduizend ouderen (man/vrouw, 65+) in Frankrijk. Het doel was de hersengezondheid van de ouderen te onderzoeken door na één, drie en vijf jaar de ouderen door een psycholoog te laten interviewen. Het vaststellen van Parkinson was hier onderdeel van. (na tien jaar kregen de deelnemers van de onderzoekers alleen de vraag of hij/zij Parkinson heeft). De ouderen hebben bij de laatste meting (vijf jaar) een vragenlijst ingevuld over welk beroep ze vroeger deden.


Oeps: ik had eerst opgeschreven dat Baldi et al. helemaal geen significant verband had gevonden. Dit is niet waar.


Beroepen werden geclassificeerd naar “blootstelling niveau” aan pesticide. Dit kon liep op van bijvoorbeeld technicus in agrarische sector (0.5 punten) naar druiventeler (3 punten).  Dit niveau was vastgesteld door zes experts. Het onderzoek keek ook naar de woonplaats van mensen en of dat in de buurt was van land waar pesticide werden gebruikt.

Uit eindelijk laten de resultaten zien dat er alleen een significante associatie was tussen beroep gerelateerde bloostelling aan pesticide en Parkinson in mannen. Zij hadden een relatief risico van 5.6. Echter, wanneer de beroep gerelateerde blootstelling aan pesticide op basis van tijd (dus hoelang mensen het beroep hebben uitgevoerd) in kwartielen werd gecategoriseerd, toen vonden ze dat alleen mannen die in de derde kwartiel zaten een significant hoger risico op Parkinson hadden. Maar dus alleen de mannen. Ik kan alleen nergens vinden wat die kwartielen precies inhouden. Daarnaast waren er in totaal maar 24 mensen die Parkinson kregen, als je dit ook nog eens in kwartielen gaat opdelen dan krijg je hele kleine groepen. Je kunt je afvragen hoe goed deze analyse dan nog werkt.


Nu maakt dit het heel ingewikkeld, want dit is niet het resultaat dat de meta-analyse heeft meegenomen. Daar staat een resultaat van 1.45 (p-value: 0.028). Dit zie ik wel staan, maar dat betreft een geheel andere uitkomst: MMSE. De psychologen hebben namelijk ook een cognitie test afgenomen bij de deelnemers: Mini-mental State Examination (MMSE). Dit test hoe goed de cognitieve status is van iemand, niet of iemand Parkinson heeft.

Chambers-Richards et al. heeft dus (bewust?) een verkeerd resultaat meegenomen in de meta-analyse. Een doodzonde. Deze studie, van goede kwaliteit, laat dus helemaal geen duidelijke significante associatie zien tussen beroeps gerelateerde pesticide gebruik en Parkinson.



Deze studie van Nederlandse wetenschappers van de Universiteit Utrecht hebben de Netherlands Cohort Study on Diet and Cancer (NLCS) gebruikt. Deze cohort bestaat uit meer dan honderdtwintigduizend mensen (man/vrouw, 55-69 jaar oud). Het begon in 1986 en toen hebben mensen een vragenlijst ingevuld over hun beroepgeschiedenis. Vervolgens is bijgehouden wie er waaraan is overleden. De onderzoekers konden follow-up dat gebruiken van 1986 tot 2003 (zeventien jaar).


Op basis van de vragenlijst naar beroepsgeschiedenis werden beroepen verbonden met blootstelling aan pesticide. Daarbij is ook gekeken of er een lage of hoge blootstelling was en hoe lang de blootstelling is geweest. Vervolgens is er gekeken naar een associatie tussen blootstelling en het sterven door Parkinson. Waarbij roken, BMI, activiteit, educatie, alcohol, koffie en thee consumptie werden meegenomen als potentiële confounders.

Uit eindelijk laten de onderzoekers alleen resultaten zien voor mannen. Er zijn namelijk heel weinig vrouwen in de cohort die een beroep hebben uitgevoerd met hoge blootstelling aan pesticide. De onderzoekers vonden een associatie tussen mannen die in de eerste tertile van cumulatieve blootstelling zitten. Zij hadden 1.89 meer kans op sterfte door Parkinson, echter mannen met een hogere cumulatieve blootstelling hadden geen significant hoger risico. Er was ook geen trend. Dit betekent dat meer en langere blootstelling niet voor een hoger risico zorgde, wat natuurlijk vreemd is. Ook hadden mannen die in totaal een hoge blootstelling hadden vergeleken met een lage blootstelling geen hoger risico. Dit maakt dat de associatie niet duidelijk is. Ook het kijken naar specifieke groepen (herbicide, insecticide en fungicide) geen duidelijker verband zien.


De onderzoekers concluderen dan ook dat deze studie niet de hypothese ondersteund dat beroepsgerelateerde blootstelling het risico op sterfte door Parkinson verhoogd.

“In this large prospective population-based cohort study of Dutch men and women, with 17.3 years of follow-up, we found some suggestions for an association between PD mortality and occupational exposure to pesticides. However, the weight given to these findings is limited by the absence of a monotonic trend with either duration of exposure or cumulative exposure... This study does not support the hypothesis that the investigated occupational exposures increase PD mortality, although we cannot exclude that small risks do exist.”

Gelukkig heeft Chambers dit keer wel het goede resultaat meegenomen in de meta-analyse.


Conclusie

Ik ben helemaal niet overtuigd door de meta-analyse die Bloem aanhaalt. Het feit dat ze bij Baldi et al. een verkeerd resultaat meenemen is een doodszonde. Het lijkt er in ieder geval op dat het bewijs van hoge kwaliteit geen duidelijke associatie laat zien tussen beroep gerelateerde pesticide gebruik en Parkinson. Een trend die je vaker in deze blog zal terug zien.


Het bewijs van de Nederlandse Parkinson vereniging

Voorlopig lijkt het erop dat bij het volgen van mensen die met pesticiden werken, significant meer gevallen van de ziekte van Parkinson worden waargenomen. Dit wordt bevestigd op een website die ik doorgestuurd kreeg nadat ik aandacht besteedde aan dit onderwerp op Instagram: de Nederlandse Parkinson Vereniging.


Ook zij zijn van mening dat er een relatie is tussen het gebruik van pesticiden en de ziekte van Parkinson.


“Parkinson en pesticiden hebben helaas meer gemeen dan alleen de letter P. Er gaat geen week voorbij zonder dat zich een lid meldt die een verband vermoedt tussen zijn of haar Parkinson en pesticiden. Wij gebruiken deze persoonlijke verhalen en koppelen deze aan de nieuwste wetenschappelijke inzichten over hoe Parkinson kan ontstaan.”


Ik vind het lastig om het standpunt van een vereniging op wetenschappelijke waarde te schatten, maar ze hebben een uitgebreid themadossier met veel wetenschappelijke studies. Daarom heb ik er zeker even een kijkje genomen. Ze verwijzen zowel naar mechanistische studies met dieren en cellen om aan te tonen dat pesticiden (zoals Mancozeb en glyfosaat, de twee meest gebruikte pesticiden in Nederland) giftig kunnen zijn, als naar studies met mensen. Voor nu focus ik me op de studies met mensen.


“Als u dagelijks wordt blootgesteld aan pesticiden, betekent dat nog niet dat u de ziekte van Parkinson zult krijgen. Parkinson is een complexe ziekte die zich in de loop van jaren ontwikkelt, en de ziekte manifesteert zich door een interactie van genetische en omgevingsfactoren. Sommige mensen zijn kwetsbaarder voor blootstelling aan pesticiden dan anderen. Wel staat boven elke wetenschappelijke twijfel dat door het gebruik van pesticiden de kans wordt vergroot dat mensen een neurodegeneratieve ziekte zoals Parkinson krijgen. Uit een review van studies over mensen die beroepsmatig (lees: langdurig en in relatief hoge concentraties) worden blootgesteld aan pesticiden, blijkt dat die hogere kans minimaal 50% is.”



Volgens de vereniging is het "boven elke wetenschappelijke twijfel verheven dat door het gebruik van pesticiden de kans wordt vergroot dat mensen een neurodegeneratieve ziekte zoals Parkinson krijgen." Dit onderbouwen ze met een systematische review en meta-analyse van observationeel onderzoek dat keek naar de relatie tussen blootstelling aan beroepsgerelateerde stralingen, metalen en pesticiden en verschillende neurodegeneratieve ziekten.


Vooraf wil ik benoemen dat ik de woorden "boven elke wetenschappelijke twijfel verheven" erg sterk vind voor een associatie gebaseerd op observationeel onderzoek. De onderzoekers hebben echter alle studies van tevoren beoordeeld op kwaliteit, waarbij alleen studies met een adequate kwaliteit zijn opgenomen in de analyse. Wat mij opvalt, is dat geen van de studies statistisch corrigeert voor voedingsfactoren. De studie van Bas Bloem laat zien dat verschillende voedingsfactoren ook het risico op Parkinson beïnvloeden, zoals groente-inname, koffie, vitamine E en zuivelinname. Studies corrigeren wel voor factoren zoals educatie en roken.


Bron: bram et al. (2023)


Uiteindelijk, als je alle studies op één hoop gooit, vind je een verhoogde kans op Parkinson van 66% voor mensen die met pesticiden werken. Echter, hierbij vinden ze wel een heterogeniteit van 74%, wat betekent dat er te veel verschil is tussen de studies om ze op één hoop te gooien. Dit is niet verrassend, gezien ze verschillende soorten observationeel onderzoek (case-control, cross-sectioneel en longitudinaal) in de analyse hebben opgenomen die allemaal verschillende methode gebruiken om de blootstelling te meten. Dit is niet wenselijk. De auteurs vermelden hier verder niets over en proberen het ook niet op te lossen met extra analyses, wat voor mij toch wel een flinke kanttekening is.


In het figuur hierboven zie je een meta-analyse van studies. Dit betekent dat je links alle studies ziet staan, met daarachter een zwarte lijn met een ruit. De zwarte lijn met ruit staat voor het resultaat uit die studie (daarachter staat het in cijfers uitgedrukt). Alle lijnen met ruiten die niet de dikke zwarte verticale lijn raken zijn een significant resultaat. Alles links van de lijn is een beschermend effect, alles rechts van de lijn is een verhoogd risico. De onderste ruit is een samenvatting van de resultaten van alle studies: het resultaat van meta-analyse.


De studie die Bas Bloem aanhaalt (Chambers-Richards et al.) richt zich puur op longitudinale studies, oftewel het volgen van mensen over een lange periode. Dit vormt het sterkste observationele bewijs en resulteert in minder heterogeniteit. Het is dus sterker bewijs. Ik heb daarom de longitudinale studies uit deze meta-analyse gehaald om een overzicht te geven van de resultaten.



Als ik kijk naar de meest recente longitudinale studie uit de reeks hierboven (Feldman 2011), zien we in een cohort van meer dan 14 duizend Zweedse mannelijke tweelingen, die zo'n 43 jaar lang zijn gevolgd, dat blootstelling aan pesticiden niet geassocieerd is met Parkinson. Deze associatie was gecorrigeerd voor leeftijd, educatie en roken. Volgens de auteurs zou dit kunnen komen doordat in Zweden het gebruik van pesticiden streng gereguleerd is sinds 1980, waardoor de blootstelling mogelijk lager is dan in andere landen.


Andere prospectieve onderzoeken in deze meta-analyse:


Het valt op dat feldman et al. (2011) de enige is die geen verband vind, alle andere longitudinale studies laten wel een verband zien. Ze hebben wel allemaal een andere manier van de blootstelling meten. Dit kun je ook zien aan de vergelijking: ‘na 20 jaar werken’, ‘mensen die blootgesteld zijn’ en ‘mensen die meer dan 397 dagen in totaal zijn blootgesteld’. Dit laat je zien dat ze allemaal verschillende soorten blootstellingmaten hebben gebruikt.


Een ander observationeel onderzoek dat wordt aangehaald, is gebaseerd op het AGRICAN-cohort.


In deze Franse studie werden meer dan 180 duizend mensen die in de agrarische sector werkten (of hebben gewerkt) geïncludeerd, en ze moesten vervolgens zelf aangeven door middel van vragenlijsten of ze Parkinson hebben en of ze met pesticiden hebben gewerkt. Dit is dus een retrospectief onderzoek, waarbij mensen terugkijken in de tijd en hier vragen over beantwoorden. Dit type onderzoek is niet zo sterk als onderzoeken waarbij mensen over een lange periode worden gevolgd, omdat er problemen kunnen zijn met het geheugen, enzovoort.


De onderzoekers vonden een 30% verhoogde kans op Parkinson voor boeren die levenslang gebruik hadden gemaakt van pesticiden. Wat de vereniging niet vertelt over de resultaten Kamel et al. (2007) en pouchieu et al. (2017), is dat er ook is gekeken naar specifieke pesticiden. Kamel et al. vond geen associatie voor glyfosaat en Pouchieu et al. vond geen associatie voor Mancozeb. Echter, op hun website benoemen ze deze twee pesticide juist als oorzaak van Parkinson. Wanneer mensen selectief resultaten weglaten, begin ik me zorgen te maken over de betrouwbaarheid.


Verder bestaat de meta-analyse vooral uit case-control studie die vrijwel unaniem een verhoogde kans op Parkinson laten zien voor mensen die werken met pesticiden. Echter, er is weinig onderzoek gedaan naar specifieke pesticiden.


Het bewijs van een Parkinson vereniging uit Canada

Een Parkinsonvereniging uit Canada, "Parkinson Quebec", heeft aanzienlijk beter werk verricht in het beoordelen en belichten van de wetenschap omtrent blootstelling aan pesticiden en Parkinson. Zij behandelen alle literatuur van de afgelopen 30 jaar en beantwoorden vragen als:


Hun conclusie luidt: "Aanvullend onderzoek is nodig om de specifieke toxiciteit van pesticiden, hun interacties, dosis-responsrelaties en specifieke vensters van kwetsbaarheid in het menselijk leven beter te begrijpen. Echter, er is nu voldoende wetenschappelijk bewijs om te concluderen dat er wel degelijk een oorzakelijk verband bestaat tussen pesticiden en de ontwikkeling van de ziekte van Parkinson, en dit moedigt de overheid aan om concrete maatregelen te nemen ter bescherming van haar burgers."


Een opvallende bewering gaat over studies die volgens Parkinson Quebec "zouden opvallen vanwege hun relevantie, methodologische nauwkeurigheid bij de beoordeling van blootstelling en de analyse van specifieke pesticiden."


"De casus-controlestudie van Elbaz et al., uitgevoerd in Frankrijk in 2009, toont aan dat het beroepsmatig gebruik van pesticiden het risico op het ontwikkelen van de ziekte van Parkinson bijna verdubbelt (OR = 1.8; CI95%: 1.1–3.1) en benadrukt dat dit risico dosisafhankelijk is. Dit risico is bijzonder hoog bij mensen die organochloor- of amide-insecticiden gebruiken, evenals dithiocarbamaatfungiciden. Mensen die aan deze pesticiden zijn blootgesteld, hebben respectievelijk 2.4, 3.1 en 2.1 keer meer kans om de ziekte van Parkinson te ontwikkelen dan mensen die nooit aan deze soorten chemische verbindingen zijn blootgesteld."



Het onderzoek is een case-control studie. Dit betekent dat een groep mensen met de uitkomst waarin men geïnteresseerd is, Parkinson in dit geval, wordt vergeleken met mensen die de uitkomst niet hebben. Vaak zorgen de onderzoekers ervoor dat de controle groep een vergelijkbare groep mensen is. In dit onderzoek selecteerden de onderzoekers mensen die lid waren van de "Mutualité Sociale Agricole", wat een soort zorgverzekering is voor mensen die in de agrarische sector werken. Met andere woorden, alle deelnemers aan deze studie zijn of waren boeren. In totaal werden er 224 mensen met en 557 zonder Parkinson geselecteerd voor de studie. Een kracht van deze studie is dat de zorgverzekeraar al via betrouwbare diagnoses had vastgesteld wie Parkinson had, waarna er ook nog contact is geweest met neurologen ter verificatie. Andere belangrijke gegevens zoals demografische informatie, rookgewoonten, familiegeschiedenis, enzovoort werden verzameld door middel van een vragenlijst. Voeding of levensstijl is verder niet meegenomen. Blootstelling aan pesticiden werd gemeten in twee stappen. Eerst moesten mensen aangeven via een vragenlijst welk werk ze deden en of ze werkten met pesticiden (of tuinierden met pesticiden). Daarna ging een expert langs bij de mensen die werkten met pesticiden voor een interview om een gedetailleerde geschiedenis van pesticidengebruik te krijgen, inclusief de boerderijen waar ze hadden gewerkt. Experts gingen vervolgens langs bij de boerderijen ter verificatie.


“Participants were asked to list each farm where they had worked (start/end years). They were asked to describe each farm in terms of land size, crops (size), and animal breeding (number), and whether they had personally sprayed pesticides for each of them. For each crop/animal for which pesticides were used, detailed information was obtained: pesticides, frequency (days/year), duration (hours/ year), spraying method (portable device, tractor), and start/ end years. To use as many sources of information as possible, interviewers visited the farm, discussed technical issues, looked for old pesticide containers and packages, and reviewed bills and farming calendars.”


Dit verklaart waarom de vereniging deze studie benadrukt vanwege de nauwkeurige beoordeling van de blootstelling.


Als we mensen met Parkinson vergelijken met de controle groep zien we een duidelijk verschil in pesticidengebruik. Van de controle groep heeft zo'n 18% professioneel gebruik gemaakt van pesticiden, terwijl dit bij de mensen met Parkinson 45% was. Voor tuinieren met pesticiden was het respectievelijk 18% versus 44%. Uit de statistische analyse, gecontroleerd voor cognitieve functie en roken, bleek dat er een 70% hogere kans op Parkinson was voor mensen die professioneel pesticiden gebruikten. Naarmate mensen vaker en langer pesticiden hadden gebruikt, steeg het risico op Parkinson evenredig.



De studie heeft ook gekeken naar specifieke pesticide, maar niet naar mancozeb en glyfosaat. Ze vonden significante associaties voor: Organochlorine, Amide en Dithiocarbamate.


Al met al benadrukt Parkinson Quebec verschillende lijnen van bewijs, zowel mechanistisch als observationeel, om het verband tussen pesticidegebruik aan te tonen. Ze erkennen dat observationeel onderzoek last heeft van methodologische problemen, zoals het nauwkeurig beoordelen van blootstelling, de verschillen tussen onderzoeken en de diagnose van Parkinson. Toch zijn ze van mening dat er een causaal verband is, onder andere vanwege:


1.      Sterke associaties (verhoogde risico's van 50% of meer).

2.      Consistentie (alle systematische reviews en meta-analyses tonen een positief verband)

3.      Tijd (blootstelling aan pesticiden komt altijd voor de diagnose van Parkinson).

4.      Biologische plausibiliteit (er zijn aantoonbare mechanismen hoe Parkinson kan ontstaan door pesticiden).


Conclusie

Ik kan nooit al het onderzoek controleren, en ik heb te weinig technisch begrip van pesticiden en hersenen. Het is voor mij daarom moeilijk om de studies met dieren te beoordelen. Ik moet wel zeggen dat als ik kijk naar de hoeveelheid observationeel bewijs (ondanks dat dit soms te makkelijk wordt gebruikt voor sterke claims, bewijs over specifieke pesticide wordt weggelaten en het kanttekeningen heeft), samen met het feit dat neurologen zoals Bas Bloem het bewijs erkennen, dit zeker overtuigend overkomt bij mij. Het is alleen niet duidelijk om welke specifieke pesticiden het gaat, al lijken mancozeb en glyfosaat geen verband te hebben met Parkinson. Maar voordat ik zelf een oordeel vorm, wil ik eerst het bewijs van de European Food Safety Authority (EFSA) zien. Volgens LTO Nederland (belangenvereniging van de land- en tuinbouw in Nederland) heeft de EFSA recent glyfosaat als veilig verklaard. Het lijkt mij goed om beide kanten van het verhaal te belichten, zodat we daarna tot een conclusie kunnen komen.


LTO, oktober 2023:


"Terecht verwijst de minister in zijn brief naar het belang van onafhankelijke, wetenschappelijke toetsing door daartoe bevoegde instanties: EFSA en het Ctgb - en de hoge kwaliteitsstandaard die deze instituties hanteren. En terecht refereert Adema aan de bevindingen van EFSA, gebaseerd op de meest actuele stand van de wetenschap en beoordeling van 2400 wetenschappelijke studies, waarvan ca. 800 uit onafhankelijke wetenschappelijke literatuur. Hieruit blijkt dat er geen kritieke zorgpunten voortkomen uit de herbeoordeling van glyfosaat. Glyfosaat wordt niet geclassificeerd als kankerverwekkend, mutageen, reprotoxisch of hormoonverstorend. Evenmin zijn onaanvaardbare risico’s voor mensen geconstateerd, ook niet op neurotoxisch gebied. Er is door EFSA vastgesteld dat er veilig gebruik in Europa mogelijk is."


Goedkeuring gebruik Glyfosaat

Dus, ik dacht even snel een duik te nemen in het bewijs van de EFSA. Jokes on me.


Aan de goedkeuring van glyfosaat ligt het werk van meerdere instanties ten grondslag. In 2019 diende de Glyphosate Renewal Group (GRG) een aanvraag in voor de vernieuwing van de toelating van glyfosaat bij de Europese Unie. Als je mijn blog over kraanwater hebt gelezen, weet je hoe de goedkeuring van chemische stoffen werkt. Voor wie dat niet heeft, het komt erop neer dat alle chemische stoffen waarmee bedrijven werken, goedgekeurd moeten worden door het European Chemicals Agency (ECHA). Bedrijven moeten hiervoor bewijs leveren met betrekking tot de schadelijkheid en gevaren van die stoffen. Bij voorkeur doen bedrijven dit gezamenlijk, omdat het hen geld en werk bespaart. Zo ook bij glyfosaat, waar verschillende grote bedrijven zich hebben verenigd om samen een aanvraag te doen voor de goedkeuring van glyfosaat. Het doel van de ECHA is om drempelwaarden op te stellen voor chemische stoffen waarmee mensen in aanraking komen, op basis van al het wetenschappelijke bewijs met betrekking tot toxicokinetiek (alles over hoe een stof het lichaam binnenkomt en wordt verwerkt) en studies met mensen (voor zover die beschikbaar zijn). Deze drempelwaarden geven aan hoeveelheden aan die mensen kunnen binnenkrijgen zonder onaanvaardbaar risico voor de gezondheid.


“Members of the GRG are Albaugh Europe SARL, Barclay Chemicals Manufacturing Ltd., Bayer Agriculture bvba, Ciech Sarzyna S.A., Crop Alliance Unipessoal LDA., Nufarm GMBH & Co.KG, Sinon Corporation, Syngenta Crop Protection AG.”


Deze aanvraag is in eerste instantie beoordeeld door de Assessment Group on Glyphosate (AGG). De AGG bestaat uit vier lidstaten van de EU (Frankrijk, Hongarije, Nederland en Zweden) die door de Europese Commissie zijn aangewezen om de eerste controle uit te voeren op de vernieuwing van de vergunning voor glyfosaat. De AGG heeft vervolgens een rapport ingediend bij de EFSA en ECHA. Beide agentschappen hebben het rapport opnieuw beoordeeld, resulterend in een wetenschappelijke publicatie die de lidstaten van de EU mochten doornemen voordat ze konden stemmen over het al dan niet goedkeuren van glyfosaat. De GRG zegt hier het volgende over:


“Parkinson’s disease (PD) is a neurodegenerative disorder……


To date, there is no credible evidence that glyphosate interferes with the production and transport of dopamine, and it is therefore not a cause of PD.

Reviews by The European Food Safety Authority (EFSA), European Chemicals Agency (ECHA), and the U.S. Environmental Protection Agency (EPA) have consistently concluded the same, that, glyphosate does not damage nerves in mammals, even when applied at high doses.


Most recently, on 26 July 2023, EFSA published its Conclusions on the peer review of the pesticide risk assessment of glyphosate, which clearly states that there is no indication of the neurotoxicity potential of glyphosate. It further underlined that there is insufficient evidence of an effect of the active substance glyphosate and glyphosate-based herbicides on neurotransmitters.”


Het standpunt dat verschillende grote organisaties innemen is dat er geen bewijs is voor een plausibel biologisch mechanisme (neurotoxiciteit) dat glyfosaat Parkinson kan veroorzaken. Dit is fascinerend, omdat eerdere verenigingen en neurologen die ik aanhaalde juist van mening zijn dat dit bewijs er wel is. Dus, ik heb de rapporten van de verschillende organisaties (EPA, ECHA en EFSA) doorgenomen, en de volgende zaken vielen mij op.


 

Hier vind je de belangrijkste bevindingen die ik uit de rapporten heb gehaald. Ik vat het zo kort mogelijk voor je samen, maar voor transparantie en onderbouwing vind je de rauwe teksten (vertaald naar het Nederlands) onder de kopjes van de organisaties.

De Amerikaanse Environmental Protection Agency (EPA)

European Chemicals Agency (CLH rapport)

European Chemicals Agency (RAC rapport)

European Food Safety Authority (publicatie)


 

Samenvatting rapporten EPA, ECHA en EFSA

Het belangrijkste argument in de rapporten is dat er geen sterk bewijs is voor een plausibel biologisch mechanisme dat het verband tussen glyfosaat en Parkinson kan onderbouwen. Ze baseren dit op het hun beoordeling van studies met dieren. De hoge kwaliteit studies tonen geen verband. Studies die wel een effect van glyfosaat op neurotoxiciteit (en dus Parkinson) laten zien, worden onbetrouwbaar geacht vanwege problemen met de opzet. Ondanks dat de organisaties de studies in de rapporten individueel doornemen, lijken ze hun standpunt vooral te baseren op twee reviews die gefinancierd is door de producenten van glyfosaat:



“In conclusion, this systematic analysis of the available literature provided no clear evidence of neurobehavioral, neuropathological, or neuropharmacological outcomes following exposure to glyphosate. The evidence from the regulatory studies, conducted under standardized test guidelines, concluded essentially no marked effects (other than spurious behavioral changes) with acute, subchronic, and chronic exposures, while published studies that did report effects were limited in terms of route of exposure, dosing regimens, and interpretability of endpoints.”


Wat betreft epidemiologisch onderzoek met mensen, zijn er maar enkele studies die een associatie tonen tussen blootstelling aan glyfosaat en neurotoxiciteit/Parkinson. Dit is epidemiologisch bewijs van met de laagste bewijskracht: case- en case-control studies. Alleen gaat dit maar over enkele gevallen, en als glyfosaat echt de oorzaak was van Parkinson, zouden veel meer mensen die met glyfosaat werken Parkinson moeten krijgen, aldus het Renewal Assessment Report uit 2015. Andere observationele onderzoeken van betere kwaliteit en bewijskracht die een associatie tussen pesticidegebruik en Parkinson laten zien, laten tegelijkertijd zien dat dit verband niet opgaat voor glyfosaat.


ECHA:

“In de grootste studie tot nu toe, de Amerikaanse Agriculturale Health Study (kamel et al 2007), werd geen verband gevonden met gemelde glyfosaatgebruik. Freire en Koifman (2012) voerden een review uit van de epidemiologische literatuur van het afgelopen decennium met betrekking tot het risico op de ziekte van Parkinson. Er werd een verhoogd risico geassocieerd met verschillende pesticiden, maar niet met glyfosaat. Menselijke niet-kanker epidemiologische uitkomsten met betrekking tot glyfosaat zijn recentelijk beoordeeld door Mink et al. (2011), en er was geen overtuigend bewijs voor een verhoogde incidentie van de ziekte van Parkinson of andere neurologische aandoeningen bij individuen die blootstelling aan glyfosaat meldden.”





Het klopt dat Kamel et al. geen verband vond tussen Glyfosaat en Parkinson. Dit lichte ik eerder al toe, omdat deze studie onderdeel was van de meta-analyse die de Nederlandse Parkinson vereniging aanhaalt.


Ook Freire & Koifman vonden een associatie tussen pesticidengebruik en Parkinson. Zeven van de acht prospectieve observationele onderzoeken (het observationele onderzoek met de sterkste bewijskracht) vonden een positieve associatie. Ze vonden geen associatie specifiek met glyfosaat; toch waarschuwen ze wel voor glyfosaat in de conclusie.


“Epidemiologic studies published over the past decade have added to the evidence of an association between pesticide exposure and PD, but a causal relationship has not yet been definitely established. Data on the response to exposure are inadequate and inconsistent, and it remains necessary to identify the specific compounds that may be implicated in this relationship. Nevertheless, measures must be adopted to prevent exposure to pesticides, given that many of them are still extensively used worldwide, including paraquat, glyphosate, pyrethroids, and maneb, among others.”


Volgens mij doen ze dit omdat ze wel een associatie vonden met andere herbiciden (waar glyfosaat onder valt), maar de meeste studies nooit specifiek naar glyfosaat hebben gekeken. Mink et al. was de enige review die werd aangehaald die specifiek naar glyfosaat heeft gekeken. Zij vonden geen associatie met glyfosaat. Echter, dit is gebaseerd op 1 prospectief onderzoek en 1 case-control studie. Het prospectieve onderzoek (kamel et al. 2007) heeft een update gekregen en die is meegenomen in een recente systematische analyse die ook gefinancierd is door de producenten.



In 2023 een systematische review over glyfosaat en neurologische uitkomsten gepubliceerd waarin 25 studies zijn meegenomen. Chang et al. (2023) concludeert dat (hoge kwaliteit) observationeel onderzoek geen associatie toont tussen de blootstelling aan glyfosaat en Parkinson.


“In this systematic literature review, we identified and considered 25 epidemiological studies of glyphosate and various neurological outcomes, including nine studies of neurodegenerative outcomes (two high quality, three moderate quality, and four low quality); five studies of neurobehavioral outcomes (two high quality, one moderate quality, and two low quality); six studies of neurodevelopmental outcomes (one moderate quality and five low quality); and five studies of other or mixed neurological outcomes (one high quality, three moderate quality, and one low quality). All of the high-quality studies, rated according to U.S. EPA OPP guidance for assessing methodological quality, found near-null associations between glyphosate use and neurological endpoints (namely, depression, Parkinson disease, and peripheral nerve conduction).”


Zij vonden drie studies van gematigde en hoge kwaliteit die de associatie tussen Glyfosaat en Parkinson onderzochten:



Bron: Kamel et al. Pesticide exposure and self-reported Parkinson’s disease in the Agricultural Health Study. (2007)



Shrestha et al. is een vervolg op Kamel (die ik al eerder behandelde).  Dhillon et al. en Kamel et al. werden beide als gematigde kwaliteit beoordeelt. Shrestha et al. werd beoordeelt als van hoge kwaliteit. Alle drie de studies laten verschillende associaties zien tussen specifieke pesticiden en Parkinson, maar niet met Glyfosaat.


Daarnaast vonden ze drie studies van lage kwaliteit die op hun beurt wel allemaal een verband vonden.


“The remaining four studies of neurodegenerative outcomes were rated as low quality overall. These included three ecological or semi-ecological studies of ALS or Parkinson disease that used regional data on agricultural applications of glyphosate (Andrew et al. 2021; Caballero et al. 2018; Wan and Lin 2016); and a small, pilot hospital-based case–control study of Parkinson disease that was rated as low quality due to its inclusion of some unvalidated cases identified from patient support groups, as well as its absence of any adjustment for confounding (Wechsler et al. 1991). Due to their serious methodological weaknesses, which limited their ability to provide scientific insight on any potential neurotoxic effects of glyphosate, these low-quality studies were not considered further in our weight-of-evidence evaluation.”



Conclusie

In totaal zijn er vijf observationele studies die gekeken hebben maar het verband tussen blootstelling aan glyfosaat en Parkinson. Allemaal met verschillende opzetten en van verschillende kwaliteit en bewijskracht. Het hoofdargument is dat zowel in studies met dieren als met mensen de studies van gematigde en hoge kwaliteit geen associatie tonen. Ik moet zeggen dat er dus nog vrij weinig onderzoek is gedaan naar glyfosaat specifiek. Vijf studies, als je dit vergelijkt met de hoeveelheid literatuur naar pesticiden in het algemeen en Parkinson, is natuurlijk heel weinig. Dit maakt dat ik wat terughoudend ben in het trekken van sterke conclusies. Ik vond wel heel interessante (recente) publicaties van Bas Bloem in The Lancet en in Nature, hoogstaande tijdschriften. Hierin uit hij zijn kritiek over de goedkeuring van glyfosaat. Laten we zijn kritiek onder de loep nemen.


Reactie bas bloem op glyfosaat goedkeuring

Zoals ik eerder heb benoemd, was de bewering van Dokter Diederik vooral gebaseerd op het werk van Bas Bloem, waar hij ook naar refereerde. Ook haalde ik eerder een artikel in het Nederlandse Tijdschrift voor Geneeskunde aan waarin Bloem pesticiden als mogelijke risicofactor benoemde op basis van een review van prospectief observationeel onderzoek, die helaas achter een paywall zit. Dat ging over pesticiden in het algemeen. Bloem is ook flink uitgesproken over glyfosaat en de relatie met de ziekte van Parkinson. Nu we een idee hebben van het bewijs omtrent het verband tussen pesticide en Parkinson, lijkt het mij interessant om de kritiek van Bloem op de goedkeuring van glyfosaat daar tegenover te zetten. Bloem publiceerde in de afgelopen twee maanden twee reacties op de verlening van glyfosaat in twee hoogstaande tijdschrift, in The Lancet en in Nature. Ik zal de publicatie in The Lancet behandelen omdat de meeste punten aardig overeenkomen in de twee publicaties.




Beide zijn soort "mening van experts" artikelen waarin de auteurs een betoog houden. Laten we duidelijk zijn, dit heeft geen hoge bewijskracht als het gaat om wetenschap. Ondanks dat wil ik een paar belangrijke beweringen onder de loep nemen. In Bloem & Boonstra wordt direct een heel belangrijke bewering gemaakt. Zo zouden veel pesticiden zorgen voor de dood van nigrostriatale cellen en symptomen van Parkinson in dieren. Dit is een hele belangrijke bewering, want nigrostriatale cellen zijn de cellen die dopamine reguleren in de hersenen. Parkinson is een gevolg van een afname van deze cellen. Daarnaast zouden boeren een verhoogd risico hebben op Parkinson.


“Many pesticides cause nigrostriatal cell death and produce Parkinsonian signs in exposed animals. Moreover, farmers have an increased risk of developing Parkinson's disease. 1”


De auteurs baseren dit een bron waar Bloem mede-auteur van is:



In deze studie wordt benoemd dat er een relatie is aangetoond tussen producten van de industriële revolutie, waaronder specifieke pesticiden, en Parkinson. Maar er wordt geen bewijs geleverd voor de bewering dat pesticide nigrostriatale cell dood veroorzaken.


“Numerous by-products of the Industrial Revolution, including specific pesticides, solvents, and heavy metals, have been linked to Parkinson disease. 21”



Daarnaast benoemen ze dat een specifieke pesticide, paraquat, die sterk geassocieerd is met Parkinson, al in 32 landen (vooral in Europa) verboden is, maar nog steeds wordt gebruikt in Amerika.


“The use of specific pesticides linked to Parkinson disease also persists. For instance, although 32 countries have banned the use of paraquat, which is strongly linked to Parkinson disease, the United States continues to use paraquat in ever greater quantities. [23]”


Bron 23: Mercola J. Paraquat-banned in EU while US increasing use of this toxic killer. (2017)


Goldman is een review die kijkt naar verschillende omgevingsfactoren en de relatie met Parkinson. Zij benoemen dat pesticiden al tientallen jaren erkend worden als mogelijke risicofactor voor Parkinson.



Dit baseren zij op Van der Mark et al. (2012), een meta-analyse van 46 observationele studies die toont dat mensen die ooit pesticiden hebben gebruikt in hun leven vergeleken met mensen die dat nooit hebben gedaan een verhoogd risico van 60% op Parkinson hadden. Dit is vooral gebaseerd op case-control studies, het zwakste observationele onderzoek dat er is, waarbij een hoge heterogeniteit in de meta-analyse werd gevonden.


Ik kon de Mercola bron niet vinden. Wel vond ik verschillende artikelen die de Europese ban op paraquat bespreken en hoe deze pesticide toch nog geëxporteerd wordt naar landen waar het nog niet verboden is.



Het fascinerende is dat het mij niet lukt om officiële informatie vanuit de EU te vinden over waarom paraquat is verboden. Het zou super interessant zijn om het bewijs te zien waarop ze dat hebben gebaseerd. Als iemand dat wel kan vinden, zie ik dat graag.


Maar om terug te komen op de bewering uit Bloem & Boonstra: ten eerste krijg ik altijd wat jeuk wanneer mensen geen originele bron gebruiken. Oftewel, ze sturen je naar een review, die weer naar een review verwijst. Bloem & Boonstra beweert dat er een oorzakelijk verband is tussen veel pesticiden en de dood van nigrostriatale cellen, waardoor dierenstudies symptomen van Parkinson laten zien. Dit vind ik nergens terug in de bron die ze hiervoor aanhalen. Een vreemde gegeven, vooral ook omdat één van de kritiekpunten is dat er geen verband is gevonden in studies met dieren vanwege het missen van de juiste uitkomstmaat: nigrostriatale cellen. Een contradictie in bewijsvoering als je het aan mij vraagt. Het verhoogde risico onder boeren vind je wel, ten minste, in de bron die de bron aanhaalt. Echter, dit gaat om verouderde studies (2012), terwijl er in 2018 al nieuwere studies waren. Dus nee, geen sterk begin als je het aan mij vraagt.


Vervolgens benoemen Bloem & Boonstra verschillende argumenten tegen het verlengen van de goedkeuring van glyfosaat:


  1. Het huidige systeem van de EFSA om pesticiden te reguleren is ontoereikend. Zo zouden de beoordelingsinstrumenten van uitkomstenmaten die gerelateerd zijn aan neurotoxiciteit in dierenstudies te grof zijn. Parkinson is een ziekte die pas ontstaat na langdurige schade aan het nigrostriatale systeem, waarbij symptomen pas ontstaan bij een 60% verlies van functie. Studies zouden daarom in plaats van moeten kijken naar symptomen naar cel aantallen in de juiste hersengebieden. Dit gebeurt nu niet.

  2. De doses die gebruikt worden in studies met dieren zijn te laag en reflecteren misschien de inname via voeding, maar niet die van totale blootstelling (en zeker niet de blootstelling van boeren). Er wordt niet benoemd wat de huidige doses zijn en wat een goede dosis zou zijn.

  3. Pesticiden kunnen een schadelijk effect hebben op de darmflora. Deze effecten zijn niet meegenomen in het proces.

  4. Het proces richt zich op de blootstelling aan individuele pesticiden. Het probleem is alleen dat mensen aan verschillende stoffen worden blootgesteld die een gecombineerd neurotoxisch effect kunnen hebben.

  5. Veel onderzoek naar glyfosaat wordt gedaan door de producenten zelf, en die hebben een slechte reputatie als het gaat om betrouwbaarheid. Zo hebben ze bij de vorige goedkeuring van glyfosaat een relevante studie weggelaten.


“Glyphosate might be a cause of Parkinson's disease, as indicated by four case studies (summarised here8) and one epidemiological study.9”


Daarna halen ze bewijs aan dat een mogelijke relatie tussen glyfosaat zou aantonen, vier case-studies en één epidemiologisch onderzoek:



Er zijn vier case-studies van individuen die na een hoge dosis glyfosaat Parkinson ontwikkelden. De bron is één case-studie van een 38-jarige man die zelfmoord wilde plegen door 200 ml glyfosaat te drinken. De man ging met glyfosaatvergiftiging naar het ziekenhuis, zijn maag werd leeggepompt, en hij kon levend naar huis. Vier jaar later kreeg hij Parkinson. Daarnaast geeft de studie een overzicht van de andere drie gevallen, die allemaal veel sneller symptomen lieten zien dan 4 jaar.


Daarnaast is er één epidemiologisch onderzoek dat een associatie laat zien tussen landgebruik dat geassocieerd is met glyfosaat en vroegtijdig overlijden door Parkinson. Dit onderzoek werd ook aangehaald door Chang et al. en beoordeelt als lage kwaliteit. Bloem & Boonstra rept of roert niet over kwaliteit van studies.


In het onderzoek hebben ze binnen de staat Washington in de VS gekeken naar welk land gebruikt werd voor de agrarische sector. Het agrarische land hebben ze, via een database waarin pesticidegebruik is vastgelegd, gecorreleerd met pesticidegebruik. Vervolgens hebben ze dat weer gecorreleerd met medische gegevens van mensen die vroegtijdig zijn overleden aan Parkinson. Dit zijn een hoop associaties zonder enig tijdscomponent. De associatie is gecorrigeerd voor geslacht, ras, opleidingsniveau en burgerlijke staat. De resultaten laten een 19% hogere kans op vroegtijdig overlijden door Parkinson zien door blootstelling aan pesticide in het algemeen. Wanneer de onderzoekers gingen kijken naar specifieke pesticiden liet alleen glyfosaat een significant hoger risico zien (33%). Fascinerend is dat Paraquat, de verbannen pesticide, geen significant verband liet zien.


“In an animal experiment, co-exposure to glyphosate plus MPTP, a potent neurotoxin that kills dopaminergic neurons, was associated with greater neurotoxicity than exposure to MPTP alone.10”


Wat me een beetje tegen de borst stuit is dat Bloem en & Boonstra vrijwel alle literatuur die geen verband aantoont weglaten en alleen gefocust zijn op de studies die wel een verband tonen. Deze manier van selectie zorgwekkend. Ook verwijzen ze naar een dierstudie die wel de juiste uitkomstmaat heeft gebruikt: dopamine neuronen in de hersenen.



In deze studie kregen muizen water met MPTP, een neurotoxine waarvan we weten dat het een toxisch effect heeft op nigrostriatale cellen, of met MPTP en glyfosaat. Hieruit bleek dat de combinatie een extra negatief effect veroorzaakte in vergelijking met MPTP alleen. Het is dus niet duidelijk of glyfosaat alleen ook een neurotoxisch effect heeft.


“This study suggests that glyphosate exposure might exacerbate MPTP-induced dopaminergic neurotoxicity in the striatum and SNr of adult mice. It is likely that exposure of glyphosate may be an environmental risk factor for PD since glyphosate has been used widely in the world.”


Tot slot halen ze ook een review aan waarin laboratoriumonderzoek (in vitro) zou laten zien dat glyfosaat kan zorgen voor oxidatieve stress, neuro-inflammatie en disfunctie van de mitochondriën.


“Finally, in vitro studies suggest that glyphosate can cause oxidative stress, neuroinflammation and mitochondrial dysfunction, processes that have all been associated with neurodegeneration in the context of Parkinson's disease.12”



Deze systematische review heeft gezocht naar alle studies die onderzoek hebben gedaan naar glyfosaat (en formules die glyfosaat bevatten) en het effect op het zenuwstelsel van dieren en mensen. Ja, het is een systematische review in de zin dat het transparant is over hoe het gezocht heeft naar literatuur. Nee, het is geen systematische review in de zin dat het naar de kwaliteit van de literatuur heeft gekeken.


Het is goed om te beseffen dat de review heeft gekeken naar het effect op het zenuwstelsel, wat natuurlijk veel breder is dan neurotoxiciteit en Parkinson. Ze halen in het hoofdstuk "Effects of Glyphosate in humans" wel epidemiologie aan, maar geen epidemiologie die heeft gekeken naar de associatie tussen glyfosaat en neurotoxiciteit/Parkinson. Dit is vreemd, want deze studies zijn er wel, zoals Chang et al. heeft laten zien.


Het lijkt erop dat het "oxidatieve stress en neuroinflammatie" deel van de bewering van Bloem & Boonstra vooral gebaseerd is op één studie met mensencellen die Costas-Ferreira et al. aanhaalt.


“Another effect observed in a study by Martínez et al. [52] is an increase in oxidative stress, evidenced as an increase in the production of reactive oxygen species (ROS) and nitric oxide (NO), as well as lipid peroxidation (LPO). In addition, glyphosate and its metabolite also potentiated an inflammatory response by upregulating the expression of the proinflammatory cytokine interleukin 6 (IL-6) genes and tumor necrosis factor-alpha (TNF-α). As mentioned previously, injuries caused by glyphosate, such as neuroinflammation or oxidative stress, can cause neuronal death. It was shown that both glyphosate and AMPA reduced the viability of human cells and increased the leakage of lactate dehydrogenase (LDH) [52].”



Zij concluderen inderdaad dat glyfosaat en een metaboliet van glyfosaat kunnen zorgen voor neurotoxische effecten zoals oxidatieve stress en celdood.


“Our results demonstrated that glyphosate and AMPA induced cytotoxic effects on neuronal development, oxidative stress and cell death via apoptotic, autophagy and necrotic pathways and confirmed that glyphosate environmental exposure becomes a concern. This study demonstrates that SH-SY5Y cell line could be considered an in vitro system for pesticide screening.”


Daarnaast zouden er enkele studies met dieren zijn die dezelfde effecten laten zien. Ik heb echter niet genoeg kennis om dit soort studies te beoordelen. Het probleem is alleen wel dat Costas-Ferreira et al. ook niet heeft gekeken naar de kwaliteit van de studies.


“Several studies show that exposure to glyphosate or GBH produces many toxic effects on both the CNS and peripheral nervous system (PNS) of rodents. The main effects observed include changes in the development of the nervous system and in the neurotransmission systems, as well as oxidative stress and neuroinflammation, processes that lead to neuronal death and the appearance of behavioral changes.”


Al met al concludeert Costas-Ferreira et al. dat glyfosaat een neurotoxisch effect kan hebben.


“Glyphosate also seems to exert a significant toxic effect on neurotransmission, with the glutamatergic system being one of the most affected systems. Glyphosate was found to increase glutamate release and decreased its reuptake, in addition to activating NMDAR and L-VDCC, thus increasing the influx of Ca2+ into neurons. Likewise, the results analyzed herein reflect the capacity of glyphosate to induce oxidative stress, neuroinflammation, and mitochondrial dysfunction, processes that lead to neuronal death by autophagia, necrosis, or apoptosis, as well as the appearance of behavioral and motor disorders.”


Uiteindelijk concluderen Bloem en Boonstra dat er nog geen duidelijke conclusie kan worden gesteld over de relatie tussen glyfosaat en Parkinson, maar dat er voldoende bewijs is om de suggestie voor deze relatie serieus te nemen. Daarom pleiten ze voor een verbeterd proces om pesticiden te beoordelen en stellen ze voor de goedkeuring van glyfosaat uit te stellen.


“Overall, the evidence is inconclusive, but sufficient to suggest that there is a biologically plausible link between glyphosate exposure and nigrostriatal cell death, and hence a risk of Parkinson's disease. Together with the identified shortcomings in regulatory actions and the rapid growth of Parkinson's disease, this is cause for serious concern.”


Mijn reactie op Bloem & Boonstra

Ik zou nu graag een paar verschillende kritiek punten die Bloem & Boonstra aflopen en hier op reageren.


Het huidige systeem van de EFSA om pesticide te reguleren is ontoereikend



Bloem & Boonstra staan niet alleen in dit standpunt. Zo concludeerde het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) in 2021 ook in hun onderzoek in opdracht van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV)


“Er zijn aanpassingen nodig in de toelatingseisen waarmee gewasbeschermingsmiddelen beoordeeld worden en de richtlijnen die daarvoor gelden. Dit om mogelijke gezondheidseffecten van deze middelen beter te kunnen aantonen….. Uit het onderzoek van het RIVM blijkt dat met de huidige toelatingseisen een deel van de informatie ontbreekt die nodig is om zo’n effect aan te kunnen tonen. De huidige testen kunnen onvoldoende duidelijk maken of een stof kleine veranderingen in de hersenen kunnen veroorzaken waardoor aandoeningen als Parkinson kunnen ontstaan. Het RIVM adviseert in de toelatingseisen en testrichtlijnen duidelijker te beschrijven welke effecten moeten worden onderzocht en welke methoden daarvoor nodig zijn.


Als eerste is het interessant om te zien dat ook het RIVM erkent dat er mogelijk een relatie is tussen gewasbeschermingsmiddelen en de ziekte van Parkinson, waarbij ze een groot aantal studies aanhalen.


“Een groeiende hoeveelheid epidemiologische data wijst blootstelling aan gewasbeschermingsmiddelen, al dan niet in combinatie met blootstelling aan andere chemische stoffen, aan als risicofactor voor het ontwikkelen van Parkinson (Allen and Levy 2013; Ascherio et al. 2006; Kamel et al. 2007; Kenborg et al. 2012; Moisan and Elbaz 2011; Moisan et al. 2015; Narayan et al. 2017; Narayan et al. 2013; Shrestha et al. 2020; Singh, Ahmad, and Kumar 2007; Van Der Mark et al. 2014; Van Maele-Fabry et al. 2012; Wang et al. 2011).”


Bronnen


De bronnen lijken een bij elkaar geraapt zootje te zijn, variërend van case-control studies tot reviews, waarvan veel verouderd zijn en de meeste al eerder zijn benoemd in dit stuk. Het is niet duidelijk hoe en waarom ze deze selectie hebben gemaakt, maar blijkbaar vindt het RIVM het voldoende om een mogelijk oorzakelijk verband tussen pesticiden in het algemeen en de ziekte van Parkinson aan te tonen. Ze benoemen echter ook meteen de belangrijke kanttekeningen van de literatuur.


“In veel gevallen zijn studiepopulaties klein en is het lastig om een causaal verband aan te tonen tussen de ontwikkeling van neurodegeneratieve ziekten en blootstelling aan specifieke stoffen of stofgroepen. De conclusie over de bijdrage van de blootstelling aan gewasbeschermingsmiddelenblootstelling aan het risico op de ontwikkeling van zulke ziektebeelden is dan ook vaak generiek. Andere redenen hiervoor zijn de relatief lange tijd die nodig is om een (klinisch detecteerbare) neurodegeneratieve ziekte te ontwikkelen en dat het lastig is om de blootstelling in kaart te brengen vanwege de grote overlap in stoffen waaraan mensen gedurende deze periode zijn blootgesteld. In een beperkt aantal studies is in meer detail gekeken naar groepen van werkzame stoffen in gewasbeschermingsmiddelen of zelfs individuele stoffen, in relatie tot het risico op Parkinson.”


Het RIVM trekt een duidelijke conclusie:


“In de huidige vereisten in de OECD-testrichtlijnen zijn de neurodegeneratieve parameters niet expliciet benoemd. Hoewel onderzoek naar deze aanvullende parameters niet uitgesloten is in de testrichtlijn komt het in de praktijk niet voor dat dit ook daadwerkelijk wordt uitgevoerd.”


Oftewel, er moet onderzoek worden uitgevoerd om vast te stellen of pesticiden, en dus glyfosaat, effect hebben op mitochondriale disfunctie en celdood van dopaminerge neuronen in de substantia nigra, zoals Bloem & Boonstra benoemen. Maar niet alleen het RIVM deelt dit standpunt.


Dezelfde conclusie kwam uit een workshop van de EFSA genaamd "Workshop on the EFSA NAMs Project on Environmental Neurotoxicants". De workshop gaat precies in op het probleem dat Bloem en het RIVM schetsen. De EFSA erkent namelijk dat er "data gaps" zijn in het beoordelen van risico's voor de gezondheid van mensen. Daarom starten ze het New Approach Methodologies (NAMs) project. De workshop wordt bijgewoond door 49 experts, zowel van de EFSA als externe onderzoeksinstituten zoals Bas Bloem. De workshop wordt afgesloten met een plenaire discussie met een duidelijke conclusie: de huidige procedure geeft geen toereikend inzicht in de neurotoxische effecten van specifieke pesticiden voor de substantia nigra, het hersengebied dat leidend is voor Parkinson.


“Overall, there was broad consensus that the currently existing procedures, that are part of existing regulatory actions, are likely to give us an inadequate insight into the actual neurotoxic actions of specific pesticides for the substantia nigra, and consequently, offer an inadequate assessment of the risk of developing Parkinson's disease in case of human exposure.”


De dosissen die gebruikt worden in studies met dieren zijn te laag en reflecteren misschien de inname via voeding, maar niet die van totale bloostelling (en zeker niet de blootstelling van boeren).


Deze kritiek kan ik niet goed plaatsen. Ik heb verschillende studies gezien met dieren waar doseringen tot wel 2000 mg per kg lichaamsgewicht werden gebruikt. Laten we aannemen dat een rat 500 gram weegt, dan betreft dit 1000 mg. Zoals ik eerder heb laten zien, was er een casestudie waarin een man zelfmoord probeerde te plegen en een glyfosaatvergiftiging kreeg van 200 ml. Als je 1000 mg gelijkstelt aan 100 ml, denk ik niet dat dit hoeveelheden zijn die we via voeding binnenkrijgen. Als we kijken naar hoeveelheden in voeding, gaat dit meestal om minder dan 1 mg per kg.


Bron: NVWA. Residuen van gewasbeschermingsmiddelen op groente en fruit. (2014)


Pesticiden kunnen een schadelijk effect hebben op de darmflora, en deze effecten zijn niet meegenomen in het proces.


Het is inderdaad een terechte zorg dat deze aspecten mogelijk over het hoofd worden gezien.


ECHA: “In addition the literature search found several studies related to the microbiome… Investigation of the gut microbiota is currently not part of the European assessment framework for pesticides. These studies are not considered further for the assessment.”


Het proces richt zich op de bloostelling aan individuele pesticide. Het probleem is alleen dat mensen aan verschillende stoffen worden blootgesteld die een gecombineerd neurotoxisch effect kunnen hebben.


We zien duidelijke associaties wanneer we pesticide in het algemeen onderzoeken in relatie tot Parkinson. Echter, wanneer we specifieke pesticiden bestuderen, wordt het complex. Dit komt ten eerste doordat er een groot aantal verschillende soorten pesticiden zijn, en ten tweede omdat de meting van blootstelling aan pesticiden sterk varieert tussen studies en soms gebaseerd is op retrospectieve vragenlijsten. Als er ook aanwijzingen zijn dat de combinatie van pesticiden mogelijk schadelijk kan zijn, maar de EFSA pesticiden individueel beoordeelt, ontstaat er een probleem.


Veel onderzoek naar glyfosaat wordt gedaan door de producenten zelf en die hebben een slechte reputatie als het gaat om betrouwbaarheid. Zo hebben ze bij de vorige goedkeuring van glyfosaat een relevante studie weg gelaten.


Het feit dat producenten informatie achterhouden en tegelijkertijd verantwoordelijk zijn voor de bewijslast is een grote zorg. Ik moet echter opmerken dat het epidemiologisch onderzoek dat ik tegenkwam nooit gefinancierd was door de producenten. De reviews daarentegen wel. Desondanks blijft het feit dat er weinig epidemiologisch onderzoek is gedaan naar glyfosaat specifiek, wat wellicht het gevolg kan zijn van beperkte financiering van onafhankelijke bronnen.


Samenvatting

Parkinsonvereniging hier in Nederland ziet relatief veel leden die beroepsmatig pesticiden hebben gebruikt of in de omgeving wonen van bedrijven die pesticiden gebruiken. Met dit in gedachten hebben ze selectief bewijs verzameld dat volgens hen aantoont dat er een causaal verband is tussen pesticidengebruik, waaronder glyfosaat en mozeb, en Parkinson. Echter, de studies die ze zelf aanhalen onderbouwen het causale verband tussen deze specifieke pesticide en Parkinson niet. Laat staan dat ze ook de studies die daadwerkelijk een verband tussen bijv glyfosaat en Parkinson hebben onderzocht weglaten.


De Canadese vereniging voor mensen met Parkinson, Parkinson Québec, heeft een veel uitgebreider document opgesteld waarin ze ingaan op verschillende belangrijke vragen, verschillende reviews/meta-analyses aanhalen en laten zien dat pesticiden geassocieerd zijn met Parkinson. Ook zij onderbouwen dit, net zoals de Nederlandse vereniging, met studies met dieren om een plausibel biologisch mechanisme aan te tonen en daarmee een causaal verband. Als je al het observationele onderzoek bij elkaar voegt, lijkt er veel bewijs te zijn dat werken met pesticiden in het algemeen leidt tot een verhoogd risico op Parkinson. Zij erkennen wel dat er veel kanttekeningen zijn aan de literatuur: verschillende manieren van bloostelling meten, lage bewijskracht, weinig onderzoek naar specifieke pesticide, slecht kwaliteit etc.


Ondanks een mogelijk verband tussen pesticide en Parkinson is de vergunning van Glyfosaat verlengd. Dit komt onder andere doordat glyfosaat specifiek wordt bekeken, en de producenten bewijs hebben aangeleverd dat aantoont dat glyfosaat geen associatie heeft met Parkinson, althans niet volgens studies met dieren en observationeel onderzoek van hoge kwaliteit. Bas Bloem is het hier niet mee eens om verschillende redenen, zoals het feit dat studies met dieren verkeerde uitkomstmaten gebruiken, te lage dosissen worden gebruikt, het effect op de darmflora wordt genegeerd, er naar individuele stoffen wordt gekeken terwijl combinaties mogelijk toxische effecten vertonen, veel onderzoek wordt gefinancierd door producenten die informatie kunnen achterhouden en er epidemiologisch bewijs is dat er wel een verband is. Ik ben het niet eens met alle punten van Bloem, maar vooral het feit dat niet de juiste uitkomsten gebruik worden in studies met dieren is een groot probleem.



SPRINT project

Dus, veroorzaken pesticiden Parkinson? Waarschijnlijk. Er is alleen te weinig goed bewijs dat laat zien welke specifieke pesticide individueel, of in combinatie met andere, Parkinson veroorzaken.



Het lijkt erop dat er beter onderzoek opkomst is. Een samenwerking van 25 instellingen uit 10 EU-landen en Argentinië, genaamd Sprint (Sustainable Plant Protection Transition – a global health approach), met leiding van Wageningen Universiteit, heeft zich verenigd. In hun eerste onderzoek hebben ze gekeken naar de aanwezigheid van verschillende pesticiden op boerderijen en in de omgeving, zoals in huisstof en de bodem. In Nederland werden in totaal 170 verschillende middelen aangetroffen, waarvan glyfosaat het meest voorkwam en in de grootste hoeveelheden werd gevonden.


"We zijn omringd door een wolk van residuen van pesticiden", vat de Wageningse hoogleraar bodemkunde Violette Geissen de belangrijkste uitkomst van het onderzoek samen. "We inhaleren ze en we eten ze. Wat dat doet voor onze gezondheid en het ecosysteem is onduidelijk." Een deel van de middelen is al lang geleden verboden, maar hun residuen worden nog steeds gevonden.”


Zelfs bij biologische boerderijen was het aantal gevonden middelen vrijwel hetzelfde, maar de hoeveelheid was 10 keer zo laag. SPRINT zal nu verder onderzoeken welke mogelijke effecten deze combinatie van pesticiden heeft op de gezondheid van mens en milieu.

Ondanks alle kennis die we over het probleem hebben hier in Nederland, met bijdragen van neurologen, het RIVM, en SPRINT, heeft Nederland opmerkelijk genoeg niet tegen de goedkeuring van glyfosaat gestemd.


Nu komen we bij de cruciale vraag: leidt het consumeren van bespoten groenten (en fruit) tot een groter risico op Parkinson?


Groente inname en Parkinson

Ookal zou er een oorzakelijk verband zijn tussen pesticide en Parkinson, en diezelfde stoffen zitten op onze groente en fruit, dan hoeft dit niet te betekenen dat het eten van groente en fruit zorgt voor een grotere kans op Parkinson. Ten eerste doordat de hoevelheden op ons eten veeel kleiner zijn dan bijvoorbeeld boeren binnen krijgen. Ten tweede omdat groente en fruit veel meer stoffen bevatten.


Laat ik beginnen me tbenoemen dat Bloem in zijn publicatie in het Nederlandse tijdschrift voor Geneeskunde benoemd dat dat een mediterraan dieet, dat rijk is aan groenten en fruit, geassocieerd wordt met een lagere kans op Parkinson. Hij verwijst ook naar bewijsmateriaal over de relatie tussen antioxidanten, die aanwezig zijn in groenten en fruit, en Parkinson. Dit zou kunnen wijzen op een potentiële beschermende rol van bepaalde voedingsstoffen tegen de ontwikkeling van de ziekte.


“Bepaalde omgevingsfactoren en levensstijlfactoren zijn juist beschermend van aard en lijken het risico op de ziekte te verlagen. Zo worden factoren ….. het mediterrane dieet (MeDi) of ‘mediterrane-DASH-interventie voor neurodegeneratieve vertraging’-dieet (MIND) ….. in verband gebracht met een verlaagd risico op de ziekte van Parkinson. Meta-analyses laten zien dat cafeïnedrinkers een verlaagd risico hebben op de ziekte (HR: 0,80; 95%-BI: 0,75-0,85), net als mensen met een hoge inname van vitamine E (RR: 0,84; 95%-BI: 0,71-0,99) of anthocyanen (plantpigmenten; RR: 0,76; 95%-BI: 0,61-0,96) en mensen die zich strikt houden aan het MeDi (RR: 0,76; 95%-BI: 0,59-0,98).”



Het is wel zo dat het erop lijkt dat het gaat om een studie van een Iraanse student, die ik niet op PubMed of in full-text kan vinden. Dus ik kan er weinig mee. De studie over antioxidanten en Parkinson kan ik wel vinden.



De systematische review en meta-analyse had als doel om op basis van observationeel onderzoek te kijken naar de associatie tussen verschillende vitamines en mineralen (met een antioxidante werking) en het risico op Parkinson. Uiteindelijk vonden ze zes prospectieve studies en acht case-control studies. De studies zijn allemaal op kwaliteit beoordeeld, hieruit bleek dat vier studies van slechte kwaliteit waren (Paganini-Hill, Morens, Powers en Hellenbrand). Dit was meestal vanwege een grote kans op confounding waarop niet gecorrigeerd was. Ik zag verder geen vreemde interpretaties van studies of keuzes in de opzet.


De resultaten van het onderzoek laten zien dat verschillende antioxidanten geassocieerd waren met een lager risico op Parkinson (in de prospectieve observationele onderzoeken).


Mensen met de hoogste inname van anthocyaninen hadden een 24% lager risico vergeleken met mensen met de laagste inname. Anthocyaninen zijn vooral te vinden in bessen en druiven. Ik moet wel benoemen dat op basis van het GRADE-systeem de resultaten een lage bewijskracht hadden.


De auteurs onderbouwen het beschermende effect van antioxidanten op Parkinson met mechanistisch bewijs dat laat zien dat oxidatieve stress een bealngrijke factor is in nerodegenratieve ziekten zoals Parkinson.



Daarnaast ben ik zelf even op zoek gegaan.

Hoe pak ik dit aan?



Het meest recente en grootste onderzoek naar voeding en Parkinson is gebaseerd op de UK Biobank. De UK Biobank is de grootste biomedische database ter wereld waarin genetische, leefstijl- en gezondheidsinformatie is verzameld. Het is een prospectief onderzoek waarin bijna een half miljoen mensen tussen de 40 en 69 jaar oud verspreid over heel Engeland tussen 2006 en 2010 zijn geïncludeerd en sinds die tijd worden gevolgd. Mensen die cruciale informatie misten (zoals Parkinsongegevens of voedingsgegevens), werden geëxcludeerd voor deze studie. Uiteindelijk bleven er bijna 130 duizend mensen over.


Deze mensen hebben over een gemiddelde van 12 jaar meerdere malen een gevalideerde vragenlijst over hun eetpatroon ingevuld. Op basis hiervan is er gekeken naar hoe plantaardig (en dus hoeveel groente en fruit) ze aten. Hoe meer volkoren granen, fruit, groente, noten, peulvruchten, vegetarische eiwitproducten en koffie/thee ze consumeerden, des te hoger hun score was. De groep met de hoogste score at gemiddeld zo’n 2,8/3,2 porties groente en fruit per dag vergeleken met 1,6/1,8 porties in de groep met de laagste score.


Deze groepen werden vervolgens geassocieerd met het krijgen van Parkinson. Dit werd gecorrigeerd voor geslacht, leeftijd, woonplaats, opleiding, BMI, roken, alcoholinname, energie-inname, variatie in zelfrapportage voeding, comorbiditeit en medicatie. Er is niet gecorrigeerd voor fysieke activiteit, ondanks dat dit verband houdt met Parkinson en de groep met de hoogste groente/fruit-inname ook het meest actief was. Dit is zeker een flinke kanttekening. Uiteindelijk had de groep met de hoogste score voor plantaardig eten een 22% lager risico op Parkinson vergeleken met mensen in de laagste groep. Ze hebben ook gekeken naar individuele voedselgroepen. Daaruit bleek dat vooral groente- en noteninname significant geassocieerd was met een 28/31% lager risico op Parkinson.

Deze resultaten zien we ook terug in observationele onderzoeken in Amerika, Nederland en Zweden, waarin mensen die eetpatronen aanhouden met hogere groente- en fruitinname een lagere kans hebben op Parkinson vergeleken met mensen die minder groente en fruit eten. Alleen de studie in Zweden heeft gecorrigeerd voor fysieke activiteit, wat een belangrijke variabele is. Desondanks vonden ze ook daar een positief effect wanneer mensen zich meer hielden aan een mediterraan-achtig eetpatroon, hoog in fruit en groente (46% lagere kans op Parkinson).





Meer groente en fruit eten is geassocieerd met een lagere kans op Parkinson, waarbij de antioxidanten die erin zitten een beschermende rol spelen. Toch blijf ik dan met de vraag achter: kun je evengoed beter kiezen voor biologisch?


Biologisch versus niet-biologisch

Deze studies maken geen onderscheid tussen niet-biologisch en biologische groente en fruit. Dokter Smit stelt dat biologisch de betere keuze is. Hij is hierin niet alleen. Ook de Hersenstichting is van mening dat een eetpatroon hoog in groente en fruit beschermend werkt, maar dat je toch beter voor biologisch kunt kiezen.



“Eet en drink gezond: volg een mediterraan dieet. Dit is het voedingspatroon zoals dat in de landen rond de Middellandse zee wordt gebruikt. Zo bestaat het onder andere uit verse groenten en fruit, olijfolie, kip, verse vis, noten en zadenen volkoren producten…..Eet vaker biologisch: bestrijdingsmiddelen lijken de kans op Parkinson groter te maken. Daarom kan het verstandig zijn om zoveel mogelijk biologisch te eten en je groenten en fruit goed te wassen.”


Ik heb gevraagd aan de hersenstichting waar ze dit op baseren. Zij stuurde mij het werk van de Nederlandse Parkinson vereniging en Bloem door. Ze hebben dus geen concreet bewijs dat biologisch beter is.


Zoals ik eerder aangaf, laten de resultaten van het Europese SPRINT-project zien dat de hoeveelheid pesticide op biologische boerderijen 10 keer zo laag is. Echter heb ik eerder ook laten zien dat de hoeveelheid pesticide op groente en fruit al minimaal is. Na een beetje zoeken kwam ik een rapport tegen van het Europees Parlement.


Bron: Europees Parlement. Human health implications of organic food and organic agriculture. (2016)


En dit rapport was toch wel een openbaring voor mij. Ze concluderen namelijk dat zij de kostenpost als 125 miljard euro per jaar schatten, doordat het blootstellen van kinderen aan pesticiden zorgt voor een significant lager IQ en daarmee een lager levenslang inkomen. Wat ze nog eens een onderschatting noemen ook.


“Nevertheless, at least 100 different pesticides are known to cause adverse neurological effects in adults, and all of these substances must therefore be suspected of being capable of damaging developing brains as well. Such adverse effects are likely to be lasting and one main outcome is cognitive deficits, often expressed in terms of losses of IQ points. The combined evidence suggests that current exposures to certain pesticides in the EU may cost at least € 125 billion per year, as calculated from the loss of lifetime income due to the lower IQs associated with prenatal exposures. This calculation is almost certainly an underestimation, and it does not take into account the possible contribution made by pesticides to the development of other prevalent diseases such as Parkinson’s disease, diabetes and certain types of cancer”


Daarnaast zijn ze er zeker van overtuigd dat het kiezen voor biologisch zorgt voor een lagere blootstelling aan pesticiden, zowel direct door de inname via voeding als indirect doordat boeren minder pesticiden gebruiken, wat resulteert in minder pesticiden in het milieu.


“Increased production and consumption of organic food in the EU is likely to substantially reduce the pesticide exposure of both consumers and producers. This effect is both direct, via a low use of pesticides in organic agriculture, and indirect, via the development of non-chemical plant protection practices that may eventually be adopted in conventional agriculture as part of a transition towards integrated pest management. As a consequence of reduced pesticide exposure, organic food consequently contributes to the avoidance of health effects and associated costs to society, as well as other hidden and external costs related to pesticide use, as recently reviewed and suggested to be greatly underestimated.”

Ook verwijzen ze naar twee observationele studies die de metabolieten van pesticiden in urine hebben gemeten. Mensen die meer groenten en fruit consumeerden, vertoonden meer metabolieten in hun urine, maar degenen die voor biologische producten kozen, hadden significant minder metabolieten. “Similar conclusions have emerged from studies investigating associations between urinary concentrations of pesticides and questionnaire information on food intake, frequency of different foodstuffs and organic food choices. Thus a high intake of fruit and vegetables is positively correlated with pesticide excretion [154] and frequent consumption of organic produce is associated with lower urinary pesticide concentration [155].”




Het is dus duidelijk dat het kiezen voor biologisch het gebruik van pesticide en dus blootstelling minimaliseert. Wat hiervan het effect op eigen gezondheid is, is niet duidelijk. Maar als je het niet voor jezelf doet, kun je het zeker overwegen voor de gezondheid van andere en van de wereld.


Eindconclusie

We zijn weer boven water. Wat is een shitshow. Het is een veel te lange blog geworden, maar ik hoop dat ik een duidelijk overzicht van het wetenschappelijke verhaal achter pesticiden en Parkinson heb gegeven.


Laat ik vooropstellen dat de bewering van Dokter Diederik goed onderbouwd is, maar wel met een grote kanttekeingen: het begrip 'pesticide' is te breed. Het is overduidelijk uit het lichaam van bewijs dat beroepsgerelateerde blootstelling aan pesticiden samengaat met een verhoogde kans op Parkinson. Het is alleen net zo overduidelijk dat we niet precies weten hoe het zit. Zo weten we niet welke pesticiden het probleem zijn. Dit wordt mede veroorzaakt door de grote verschillen in opzet van de studies naar dit vraagstuk. Toch lijkt het erop dat groente en fruit eten de kans op Parkinson verlaagt, ook al is het niet-biologisch. Het nettoresultaat is positief. Wel ben ik ervan overtuigd dat kiezen voor biologisch de betere keuze is, zowel uit voorzorg en voor de gezondheid van de boer. Uit voorzorg omdat keer op keer is gebleken dat ook stoffen die ooit wel als veilig de markt op zijn gekomen later toch schadelijk bleken te zijn.


Dat we niet precies weten hoe het zit, wordt duidelijk wanneer we naar individuele pesticiden gaan kijken, zoals glyfosaat. De goedkeuring van glyfosaat is gebaseerd op studies met dieren die de verkeerde uitkomstmaat gebruiken (waardoor we niet zeker weten of er een plausibel biologisch mechanisme is) en zowel weinig als inconsistent bewijs voor een epidemiologisch verband tussen (beroepsgerelateerde) blootstelling en Parkinson. Het is wel noemenswaardig dat organisaties als de EFSA en ECHA wel (studies aanhalen die) een inhoudelijke beoordeling geven van relevant wetenschappelijk bewijs. Daartegenover staan de partijen die strijden om een verband tussen pesticiden en Parkinson aan te tonen. Ondanks dat ze een sterke zaak maken voor de relatie tussen pesticiden in het algemeen en Parkinson, zitten er ook een hoop gaten in de bewijsvoering. Geen aandacht voor de kwaliteit van studies en het weglaten van relevante studies/resultaten zijn de grootste gaten.


We kunnen niet stellen dat pestcidie Parkinson veroorzaken, omdat we zeker weten dat niet alle pesticide dit doen. Het gaat hoogstwaarschijnlijk om (een combinatie van) specifieke pesticide, waarvan een deel al verboden zijn. De discussie vraagt om nuance, en om beter onderzoek. Tot die tijd is het een goed idee om genoeg groente en fruit te eten, en het lijkt erop dat kiezen voor biologisch een nog beter idee is.


 

Wat vond je ervan? Laat het aan mij weten in de vorm van commentaar of een email: info@coenfirmationbias.nl


Ben je een claim tegen gekomen op internet of social media en ben je benieuwd naar een beoordeling van de onderbouwing, laat het mij weten en ik duik erin!

Wil je mij en mijn voedingswetenschapavontuur steunen? Deel mijn artikelen of de podcast op jouw socials!


Alles wat je op deze website leest is mijn mening gebaseerd op kennis en ervaring. De kans is groot dat ik wel eens iets over het hoofd zie, of dat iets beter kan. Ik hoor het graag! Wetenschap doen we samen.


Volg me op:


bottom of page