top of page

“Ons kraanwater is ongezond!”

Ons kraanwater staat wereldwijd bekend om de topkwaliteit. We gebruiken er dagelijks gemiddeld 118 liter van en onze drinkwaterzuiveringsinstallaties zijn één van de meest efficiëntste ter wereld. Daarnaast winnen we prijzen zoals een tweede prijs voor lekkerste kraanwater van Europa. Maar mijn bubbel barste toen ik er op werd gewezen dat steeds meer mensen ons kraanwater in twijfel trekken: is het wel zo gezond? Samen met bedrijven die waterfilters verkopen beweren ze dat ons kraanwater nog steeds veel chemische rotzooi bevat dat op de lange termijn zorgt voor gezondheidsproblemen. Dus werd ik nieuwsgierig: hoe zit de wetenschap achter ons kraanwater in elkaar? Is ons kraanwater ongezond?


Leestijd: +/- 45 min Luisteren: -

Laat ik bij het begin beginnen. Een paar maanden terug werd ik gewezen op een instagrampost van Richard de Leth. Hij raadt iedereen aan een waterfilter van meer dan 300 euro te kopen (Aquatru) en deze te installeren in de keuken. Sindsdien ben ik er ook achter gekomen dat een waterfilter wordt aangeraden op (sommige) opleidingen tot orthomoleculair therapeut. Ons kraanwater zou namelijk helemaal niet zo gezond als we altijd dachten zijn. Voor hem was dit oud nieuws. Voor mij ging er een hele nieuwe wereld open. En als iemand mij iets vertelt dat volledig tegen mijn huidige overtuigingen in gaat, dan heb je mijn aandacht te pakken. Ik besloot een duik te nemen in wetenschap achter waterfilters en ons kraanwater -- een duik die de diepste duik tot nu toe is geworden.

Mijn eigen bias

Disclaimer: Ik ben geen Toxicoloog! Wat je hierna gaat lezen is een samenvatting van mijn duik in de literatuur achter de veiligheidsnormen omtrent ons kraanwater. Als ik iets fout heb, laat het me weten! Dit zijn volledige nieuwe wateren voor mij. Ik nam een duik in de Europese verordening over de productie van en handel in chemische stoffen, REACH genaamd (REACH: registratie, evaluatie, autorisatie en restrictie van chemische stoffen), in de gerelateerde documenten van de WHO, de EFSA, de Gezondheidsraad en het RIVM over drinkwaterkwaliteit. Dit zijn gigantische documenten die mij vele uren hebben gekost. Ik sla delen over en vat het allemaal samen zodat dit geen document van 20000+ woorden wordt (ik had eerst 10000 geschreven, maar dat ging niet lukken) en het nog enigszins te begrijpen is voor jullie. Ik wil graag Food Claims Centre Venlo bedanken voor hun hulp bij deze duik. Daarnaast heb ik contact gehad met zowel de ECHA en ILT met vragen die ik had.


Kraanwater is ongezond

Achter de post van Richard over het waterfilter Aquatru zit een blog: Is ons kraanwater gezond? (helaas niet). Een blog die al vier jaar oud is, dus blijkbaar is dit idee niks nieuws. In deze blog komen twee claims naar voren die ik beide behandel:


1. De bronnen van ons kraanwater (oppervlaktewater en grondwater) zijn zwaar vervuild.

2. De veiligheidsnormen voor ons drinkwater zijn niet genoeg om ons kraanwater als gezond te kunnen beschouwen.


Als eerste nam ik een duik in de kwaliteit van onze kraanwater bronnen: het oppervlaktewater en grondwater in Nederland. Ik maakte hier een reel over op Instagram. Wat blijkt? Richard heeft helemaal gelijk. De kwaliteit van onze bronnen is dramatisch. De ecologische gevolgen van ons dichtbevolkte land, intensieve agrarische landbouw (met pesticide gebruik) en medicijngebruik zijn desastreus. Het leven in de oppervlakte wateren lijdt dagelijks aan alle troep die er door ons in het water komt en het grondwater wordt tot steeds diepere diepte vervuild: grondwatervergrijzing.


Maar gelukkig hebben wij gigantische zuiveringsinstallaties, strenge wetgeving en drinkwaterbedrijven die controles uitvoeren om de kwaliteit van ons drinkwater te waarborgen. Toch is dit volgens Richard en Aquatru niet genoeg.


Richard

“Waterzuiveringsbedrijven zijn niet in staat om alle chemische stoffen uit ons drinkwater te filteren. Dit betekent dat ons kraanwater nog kleine hoeveelheden medicijnen, bestrijdingsmiddelen, cosmetica, brandvertragers en nanodeeltjes bevat. En de langetermijneffecten van dagelijkse blootstelling aan medicijnresten in ons drinkwater zijn onbekend.”


“Daarom heeft de overheid drinkwaternormen opgesteld. Deze geven de maximaal toegestane hoeveelheid aan van bepaalde stoffen in ons drinkwater. Binnen deze normen wordt ons water beschouwt als veilig. Dit houdt in dat we er op korte termijn niet direct ziek van worden. Maar we worden er zeker niet beter van. Op de korte termijn zorgen veel van deze stoffen ervoor dat we ons minder goed voelen, zelfs in kleine hoeveelheden. Denk hierbij aan een slechter geheugen.”


Aangezien Richard geen wetenschappelijke literatuur aanhaalt, nam ik een duik in de wetenschappelijke literatuur die Aquatru aanhaalt op hun website. Daar claimen zij dat de stoffen, zoals aluminium en arseen, die in ons kraanwater (kunnen) zitten (en de concentraties daarvan) schadelijk zijn voor onze gezondheid. In een reel liet ik zien dat 1. Aquatru nergens wetenschappelijk bewijs aanhaalt voor negatieve gezondheidseffecten van het drinken van kraanwater en 2. Ze halen geen bewijs aan dat liet zien dat bijvoorbeeld de max 200 ug/L (microgram per liter) aluminium die in ons water mag zitten negatieve effecten heeft op onze gezondheid. De studies die zij aanhaalde benadrukte dat toxiciteit van een stof (wanneer een stof giftig en dus slecht voor de gezondheid wordt voor mensen) gebaseerd is op de duur, route en dosis van de blootstelling aan de stof. Als we kijken naar aluminium dan krijgen we dagelijks via ons eten al meer dan 25000 microgram binnen (dit staat in de studies die Aquatru zelf aanhaalt), dat maakt die 200 microgram verwaarloosbaar.


Veiligheidsnormen kraanwater

Dus dan zou je zeggen dat de kous hiermee wel af is toch?


Niets is minder waar.


Ik heb dan wel een duik genomen in literatuur die Aquatru aanhaalt, maar hoe zit het met de literatuur die aan de basis liggen van de veiligheidsnormen van ons water? Waar baseren ze eigenlijk die 200 ug/L op? Deze vragen bleven bij mij knagen.


Daarnaast maken veel pro-waterfiltermensen het argument dat een levenslange blootstelling aan kleine hoeveelheden mogelijk voor schadelijke effecten kan zorgen. En dat dit nooit onderzocht zou zijn. Of dat sommige veiligheidsnormen aanvoelen als nattevingerwerk en we daarom beter voor de zekerheid ons water kunnen filteren. Aangezien ik zelf water drink, zeker 2 liter per dag, wil ik dit tot de bodem uitgezocht hebben.


Het klopt namelijk dat het drinkwaterbesluit (Nederlandse wetgeving die de kwaliteit en dus de veiligheid van ons water moet waarborgen) toestaat dat er van heel veel chemische stoffen een kleine hoeveelheid in het water mag zitten. In Bijlage 1 van het drinkwaterbesluit vind je een hele lijst met zogenoemde drempelwaarden: waarden voor stoffen waarvan bij controles de gevonden waarde niet boven mogen komen. Maar nergens in dit besluit staat waar deze waarden op gebaseerd zijn. Ook claimt Richard dat er zo’n 10.000 chemische stoffen geregistreerd staan bij de Europese Commissie en dat waterzuiveringsbedrijven maar op zo’n 60 stoffen hoeven te controleren om het water als veilig te beschouwen. Wat volgens hem niet genoeg is om ons water als veilig te bestempelen.




Twee dingen ontkrachten

Voor dat ik in de literatuur achter de drempelwaarden duik, wil ik eerst twee dingen uit de blog van Richard ontkrachten. Ten eerste, het feit dat een stof geregistreerd staat in REACH (en dus bij de Europese Commissie) maakt niet dat ze of in ons drinkwater kunnen komen of schadelijk kunnen zijn voor onze gezondheid (hier zo meer over). Het zou dus belachelijk zijn om ons drinkwater op alle stoffen die geregistreerd staan te controleren. Ten tweede, het is een hele rare assumptie dat op 60 stoffen onderzoeken niet genoeg is om het water als veilig te beoordelen. Aangezien een waterfilter zoals Aquatru op ongeveer dezelfde aantal stoffen onderzocht is. Dus waarom dan wel vertrouwen hebben in de veiligheid van het water uit het waterfilter?


Leeswijzer

Ik besloot Food Claims Centre Venlo, specialisten wetgeving omtrent voeding en gezondheidsclaims, te contacten met de vraag of zij hier meer van weten. Zij informeerde mij over het bestaan van REACH (Europese wetgeving) en de gedachtegang achter het drinkwaterbesluit. Echter, des te dieper ik dook des te meer documenten en organisaties ik tegenkwam. Ik heb daarom besloten om organisaties en hun opzet voor het opstellen van een drempelwaarden algemeen te behandelen. Vervolgens pak ik twee voorbeelden: Lood en ‘overige antropogene stoffen’. Voor beide voorbeelden heb ik gekeken naar de onderbouwing voor de drempelwaarden in het drinkwaterbesluit. Dit bestaat voor lood uit meerdere documenten: REACH, de World Health Organisation (WHO), de European Food Safety Authority (EFSA), de Gezondheidsraad en het Rijks Instituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). Voor antropogene stoffen is dit hoofdzakelijk één document.


Door hier doorheen te lopen aan de hand van voorbeelden hoop ik jou meer inzicht te geven in de gedachtegang en literatuur achter de drempelwaarden. Het doel van deze blog is niet om jou een advies te geven over het wel of niet kopen van een waterfilter. Het enige wat ik wil bereiken is jou inzicht geven in de wetgeving (en wetenschap) achter ons kraanwater, zodat jij zelf een geïnformeerde keuze kunt maken om wel of niet naar pro-waterfilter mensen te luisteren.


Ik begin met wat ik geleerd heb van deze duik. Een soort van samenvatting.


Inhoudsopgave:


Wat heb ik geleerd? (4 Lessen als samenvatting)

Laat ik maar meteen met de deur in huis vallen: ben ik geschrokken van hoeveel chemische stoffen wij dagelijks binnen krijgen? Ja. Ga ik daarom een waterfilter in huis halen? Nee.


Ik ga heel eerlijk zijn. Vanwege tijdsgebrek en een gebrek aan toxicologische kennis kon ik technisch niet zo diep duiken als ik normaal bij voedingswetenschap gerelateerde studies doe. Toch heb ik heel veel geleerd over waar de vastgestelde drempelwaarden in het drinkwaterbesluit vandaan komen. Ik ga dit samenvatten in een aantal lessen. Als je wilt weten waar ik deze lessen op baseer dan kun je dit vinden in de rest van de blog.


Les 1: 0 blootstelling is een utopie

Tegenwoording zijn chemische stoffen overal: in ons eten, drinken, kleding, verzorgingsproducten, interieur, speelgoed, wasmiddelen, keukengerei etc. Toch is blootgesteld worden aan deze stoffen niet iets nieuws.

Het aantal stoffen waar we aan blootgesteld worden heeft vooral sinds de industriële revolutie een grote sprong gemaakt. Toch zijn we metalen duizenden jaren geleden al gaan gebruiken. En wanneer je iets gebruikt word je er aan blootgesteld. Er wordt geschat dat wij mensen al zo’n 5 miljoen chemische stoffen de wereld in hebben geholpen. In 1980 stonden er maar 100.000 van deze stoffen geregistreerd bij de EU. Sinds 1980 zijn we strenger gaan registreren en staan er nu 26.000 geregistreerd in REACH. REACH is ons (europa) eerste systeem dat zorgt voor een zorgvuldige registratie met een dossier vol wetenschappelijke literatuur over de risico’s voor onze gezondheid. Naast een streng registratiesysteem zijn onze meetinstrumenten veel beter geworden. Hierdoor kunnen stoffen tot aan een nanogram gemeten worden. Dit is 0,000000001 gram. Dit maakt dat we nu pas voor het eerst zien welke stoffen we eigenlijk allemaal binnen krijgen. Dit is beangstigend, want dat blijken er best veel te zijn. Aan de andere kant heeft dit ervoor gezorgd dat we de blootstelling aan stoffen flink verminderd hebben. Zeker bij ons in de Westerse wereld. (die privilege vergeten we nog wel eens) Als je bijvoorbeeld kijkt naar lood, hadden we zo’n 60 ug/dL lood in ons bloed in de jaren 60. Dit is 30 keer zo hoog als nu. Vooral bij kinderen heeft halverwege de 19de eeuw, op populatie niveau, de blootstelling aan lood gezorgd voor een significante afname in IQ punten, hoe bizar is dat.


In een ideale wereld reduceren we de blootstelling aan chemische stoffen tot 0. Ik vraag me alleen wel af hoe realistisch dat is. De afgelopen duizenden jaren hebben we miljoenen stoffen de wereld in geholpen en veel van deze gelukkig gereduceerd tot microgrammen (0,001 gram) en nanogrammen (0,000000001 gram). 0 is een utopie.


Les 2: De veiligheidsnormen zijn geen nattevingerwerk

In de kritiek op ons kraanwater proef ik soms het sentiment dat de veiligheidsnormen een beetje nattevingerwerk zijn. Er zou maar op een beperkte hoeveelheid stoffen gemeten worden en er zou weinig kennis zijn over het effect van de stoffen op onze gezondheid op lange termijn.


Ik vind deze kritiek te kort door de bocht. Er wordt alles aan gedaan om de basic toxicologische informatie over stoffen te verzamelen: absorption, distribution, metabolisme, excertion en elimination. Oftewel, toxicokinetiek. Wanneer je weet hoe een stof zich gedraagt in het lichaam, kun je een berekening maken over het effect van een stof op onze gezondheid. Ik heb me verbaasd over wat voor onderzoek met mensen er gedaan is naar lood – er is zelfs experimenteel onderzoek met baby’s en het toedienen van lood gedaan.


Tuurlijk is er niet voor elke stof een gigantische database aan wetenschappelijke literatuur (zoals voor lood). Toch kan er vanuit toxicologische kennis gekeken worden naar eigenschappen van stoffen, deze vergeleken worden met stoffen waar we wel veel kennis van hebben en daarop een berekening gemaakt worden. Dit is geen nattevingerwerk.


De kwaliteit van ons drinkwater wordt op verschillende niveaus gewaarborgd: wereldwijd (WHO), Europees (ECHA) en nationaal (de Gezondheidsraad en het RIVM) – maar het aller belangrijkste niveau is lokaal. Het KWR werkt dagelijks samen met drinkwaterbedrijven om ons van veilig drinkwater te voorzien. Ze houden alle stoffen in ons drinkwater in de gaten en hebben voor zichzelf strenge drempelwaarden gesteld, soms strenger dan wereldwijde of Europese drempelwaarden. De ‘overige antropogene stoffen’ categorie geeft ruimte aan drinkwaterbedrijven om te kunnen inventariseren welke stoffen voor een specifieke bron relevant en/of nieuw zijn. Zo vonden drinkwaterbedrijven zo’n 1300 nieuwe stoffen sinds 1980. Dit is niet omdat het allemaal nieuwe stoffen zijn, maar omdat onze meetinstrumenten steeds beter worden. De stoffen waren er al. Deze voorzorgsnormen (zoals de ‘overige antropogene stoffen’ maar ook de norm voor pesticiden) zorgen ervoor dat drinkwaterbedrijven ons ook beschermen voor stoffen die niet eerder gemeten zijn of waar geen database aan wetenschappelijke literatuur voor beschikbaar is. Aangezien de alarmbellen al af gaan wanneer er een totaal van 0,001 gram (per categorie) van die stoffen gemeten wordt.


Na vele uren besteed te hebben aan de literatuur die ten grondslag ligt aan de veiligheidsnormen van ons drinkwater, krijg ik het gevoel dat de meeste mensen die kritiek hebben op deze normen, geen besef hebben hoeveel onderbouwing er is. Ze hebben nooit echt de tijd genomen serieus naar de onderbouwing voor de veiligheidsnormen van ons drinkwater te kijken. Er wordt vaak ingespeeld op gevoel, in plaats van inhoudelijk kritiek te leveren. Daarmee zijn de veiligheidsnormen geen nattevingerwerk. De kritiek is nattevingerwerk.


Les 3: de blootstelling door drinkwater is verwaarloosbaar

Toch kun je zeggen ‘ookal gaat het om zulke kleine hoeveelheden, ik wil dat helemaal niet in mijn lichaam’. Fair enough. Helaas moet ik je dan teleurstellen. Zoals ik eerder aangaf, 0 is en utopie. Ook gaf ik aan dat ik geschrokken ben van hoeveel chemische stoffen we binnen krijgen. Dit is alleen niet via drinkwater, maar via ons eten en de lucht. Bij het vaststellen van de drempelwaarden voor ons drinkwater is er rekening gehouden met andere wegen waardoor we dezelfde stoffen binnen krijgen. De grootste bron is voeding, maar ook via onze luchtwegen krijgen we rotzooi binnen. Voor vrijwel alle stoffen geldt dat drinkwater meestal maar 1% is van het totaal dat je binnenkrijgt. In vrijwel al ons eten zitten chemische stoffen, omdat planten bespoten worden met shit en het water drinken dat nog niet gezuiverd is. Daarnaast eten dieren die wij eten dezelfde planten en drinken ook datzelfde ongezuiverde water. Dus ook onbewerkte producten zitten vol shit. Veel meer dan in ons drinkwater. En dat is dan ook de reden dat ik geen waterfilter zal kopen. Ik ben eerder van plan eens te gaan kijken welke voeding ik het beste kan kopen en op welke plek ik het best kan gaan wonen, dan geld uitgeven aan het filteren van die 1%.


Tuurlijk, als jij dat wel wilt, moet je dat zeker doen. Maar een onderliggende les die ik leerde tijdens deze duik is dat als je je überhaupt druk kan maken hierover (en het geld hebt voor een waterfilter) je ongelofelijk veel privilege hebt.


Les 4: Het draait om vertrouwen

Na het lezen van verschillende bronnen die kritisch zijn op de wetenschap achter ons kraanwater besef ik me al te goed dat dit niet gaat om de wetenschap. Het gaat om vertrouwen. Als je geen vertrouwen meer hebt in de overheid of andere instanties die voor onze gezondheid moeten waken, dan koop je een waterfilter. Het KWR en drinkwaterbedrijven kunnen van de daken schreeuwen dat zij alles doen om voor veilig drinkwater te zorgen. Als er geen vertrouwen is, dan is dat voor dovemansoren.


Ergens snap ik dat ook. De overheid heeft ons op veel punten omtrent gezondheid laten vallen. De gezondheidszorg is niet wat het zou kunnen zijn en veel mensen voelen zich in de steek gelaten door het medisch systeem. Zeker na zoveel verhalen over financiële belangen, corruptie en ongelijkheid in de zorg. Helaas kan ik niets anders doen dan een beschrijving geven van wat er allemaal schuilt achter de drempelwaarden die ons drinkwater veilig moeten houden. Hopelijk herstelt dit wat vertrouwen bij sommige mensen. Maar als je geen vertrouwen meer hebt in de overheid of de wetenschap, dan koop je een waterfilter.


Het begin van de duik

Nu kun je denken ‘Waar baseert deze gast dit allemaal op? Wat is je bron!?’. Heel goed! Ik zou zeggen veel leesplezier:


Europees niveau: REACH

REACH staat voor Registratie, Evaluatie, Autorisatie en Restrictie van chemicaliën. Het is zowel wetgeving als een registratie systeem. Op dit moment staan er meer dan 26000 stoffen geregistreerd in REACH. Dit zijn alle chemische stoffen die sinds het bestaan van REACH geproduceerd of geïmporteerd worden binnen de Europese Unie. Dit gaat over stoffen die binnen industriële processen gebruikt worden of in alledaagse producten zitten zoals schoonmaakmiddelen, verf, kleren, elektrische apparaten etc. De REACH-verordening heeft tot doel een hoog niveau van bescherming van de menselijke gezondheid en het milieu te waarborgen tegen gevaarlijke effecten van chemische stoffen.

  • REACH: Regulation (EC) No 1907/2006 concerning the Registration, Evaluation, Authorisation and Restriction of Chemicals (REACH). De hele wet vind je via deze link.

Hoe werkt REACH?

Van elke chemische stof moet een dossier aangelegd worden in REACH. In dit dossier worden de risico’s voor de menselijke gezondheid en milieu vastgelegd. Wanneer een bedrijf (of bedrijven: als meerdere bedrijven met dezelfde stof willen gaan werken moeten ze het samen doen) een stof wil gaan importeren of produceren die nog niet staat geregistreerd, dan ligt de bewijslast bij het bedrijf om aan te tonen wat de risico’s zijn en of/hoe deze beheerst kunnen worden. De ECHA (European Chemicals Agency) ontvangt de afzonderlijke registraties en beoordeelt of ze aan de voorschriften voldoen. De EU-lidstaten evalueren de stoffen om te beslissen of eventueel geuite zorgen over risico’s voor de menselijke gezondheid of het milieu al dan niet gegrond zijn. De autoriteiten en wetenschappelijke commissies van ECHA beoordelen wat de risico’s van de stoffen zijn en of ze onder controle gehouden kunnen worden.


Registratie stof

Bij het registreren van een stof moet een bedrijf aantonen hoe er veilig met de stof in de gehele keten gewerkt kan worden, en hoe het milieu en de gezondheid van mensen beschermd wordt. Dit moet allemaal in een registratiedossier opgeslagen worden. Wat er in het dossier moet komen ligt aan de hoeveelheid van de stof die op de markt wordt gebracht, van de gevaren van de stof en of de stof als tussenproduct voor andere stoffen gebruikt wordt (kan worden).


Bij het registreren van een stof moet een bedrijf aantonen hoe er veilig met de stof in de gehele keten gewerkt kan worden, en hoe het milieu en de gezondheid van mensen beschermd wordt. Dit moet allemaal in een registratiedossier opgeslagen worden. Wat er in het dossier moet komen ligt aan de hoeveelheid van de stof die op de markt wordt gebracht, van de gevaren van de stof en of de stof als tussenproduct voor andere stoffen gebruikt wordt (kan worden).


In het dossier komt uiteindelijk informatie over de fysisch-chemische, ecotoxicologische (giftig voor milieu) en toxicologische (giftig voor mens) eigenschappen van de stof, en een beoordeling van de gevaren en risico’s waaruit duidelijk wordt hoe de risico's die verbonden zijn aan het gebruik van de stof worden beheerst.


Het feit dat een stof geregistreerd staat zegt dus niets over hoe veilig of onveilig ze zijn; het is een wettelijke verplichting om informatie over stoffen en hun eigenschappen te verzamelen en dit op een veiligheidsinformatieblad te vermelden. Ook zegt het niet dat mens en milieu sowieso in contact komen (bijv. via kraanwater) met de stof, maar als dat wel zo is moet dat vermeld staan in het dossier.


Beoordeling stof

Toxiciteit: wanneer een stof giftig en dus slecht voor de gezondheid van mensen wordt.


De stoffen worden (waar nodig) beoordeelt op de volgende punten: genotoxiciteit (schade aan DNA), toxiciteit bij acute en herhaalde toediening, prenatale-ontwikkelingstoxiciteit (schade aan baby’s / foetussen), reproductietoxiciteit (schade aan voortplantingsorganen), kankerverwekkende eigenschappen, aquatische toxiciteit op de lange termijn (schade aan waterleven in rivieren etc.), biologische afbraak (hoe snel breekt het af) en bio accumulatie (stapelt de stof zich op in mensen of andere organismen).


En hier wordt het echt interessant. We willen namelijk weten hoe er bewezen wordt vanaf welke hoeveelheid een stof toxisch en dus onveilig wordt voor ons (drempelwaarden). Bijvoorbeeld via het drinken van kraanwater. Ik neem je mee in het proces van het boordelen van de stoffen die geregistreerd staan in REACH. Maar zoals ik al zei, het is een samenvatting, aangezien je anders uren bezig zou zijn met deze blog.


Er zijn verschillende manieren waarmee informatie over de risico’s voor de gezondheid van mensen vergaard mag worden. Aangezien er niet altijd experimenten met mensen (wat natuurlijk de hoogste bewijskracht heeft) gedaan mogen worden, bijvoorbeeld wanneer we verwachten dat een stof giftig is, wordt veel informatie gehaald uit studies met dieren. Echter wil de Europese Commissie onnodig dierproeven voorkomen en daarom worden alternatieve methode aangeboden. Dit kan zijn het gebruiken van informatie van vergelijkebare stoffen (read-across), samenvoegen van informatie uit verschillende bronnen bijv. epidemiologisch onderzoek (bewijskracht verzamelen), computermodellen (QSAR) of onderzoek met bacteriën, cellen, weefsels en organen (in vitro).


Het risico dat een stof vormt voor onze gezondheid wordt gebaseerd op twee factoren: Hazard (gevaar) en exposure (blootstelling). Een stof kan een groot effect (gevaar) hebben op onze gezondheid, maar als we er niet aan blootgesteld worden, dan is het geen probleem. Andersom kan een stof maar een klein effect (gevaar) hebben op onze gezondheid, maar als we er dagelijks aan blootgesteld worden kan het toch een probleem zijn (zoals chemische stoffen in drinkwater). Dus moet er voor zowel de hazard als de exposure bewijs geleverd worden bij de registratie. Voor nu richt ik mij vooral op het bewijs voor de hazard, de blootstelling waar we geïnteresseerd in zijn weten we: kraanwater, en dus gaat het om toxiciteit bij herhaalde toediening.


Gevarenbeoordeling (hazard)

De gevarenbeoordeling bestaat uit verschillende stappen. Ik loop er met je doorheen:


Stap 1: Alle bestaande informatie (lees: bewijs) verzamelen


In stap 1 moet de registrant alle fysisch-chemische, toxicologische en ecotoxicologische informatie verzamelen die voor hem relevant en beschikbaar is, ongeacht het feit of de informatie op een bepaald eindpunt al dan niet vereist is voor deze stof (bijv. op basis van de hoeveelheid die ervan geproduceerd of geïmporteerd wordt).


Dit omvat beschikbare onderzoeksgegevens;


- gegevens van andere in-vivo (experimenteel onderzoek met dier of mens) of in-vitro (cellen etc.) onderzoeken;

- gegevens die met behulp van alternatieve methoden gegenereerd zijn (bijv. computermodellen en read-across)

- epidemiologische gegevens (observationeel onderzoek);

- eventuele andere gegevens die kunnen helpen bij het identificeren van de aan- dan wel afwezigheid van gevaarlijke eigenschappen van de stof.


Dergelijke informatie kan gehaald worden uit diverse bronnen zoals interne bedrijfsgegevens van andere fabrikanten en importeurs van de stof via samenwerking in een SIEF (REACH Artikel 29 ), op verzoek van het Agentschap (REACH Artikel 26) of uit databases of andere bronnen in de openbare literatuur of via internet.


Ook moet ze alle informatie omtrent de blootstelling zoals de route, frequentie en duur verzamelen.


Stap 2: Informatiebehoefte afwegen


Op basis van de hoeveelheid dat de stof geproduceerd of geïmporteerd wordt en wat/hoe groot de mogelijke risico’s voor de gezondheid van mens en milieu zijn wordt er bepaald hoeveel informatie over de stof nodig is.


Stap 3: informatietekorten identificeren


Het bedrijf dat de stof wil registreren moet kijken of alle benodigde informatie beschikbaar is.


Stap 4: Nieuwe informatie genereren of onderzoeken voorstellen

Als er tekorten zijn in informatie moet er nieuwe informatie gegenereerd worden. Het bedrijf moet een voorstel inleveren voor onderzoek dat wat het juiste bewijs zou leveren om het gat in de bewijsvoering te vullen.


Het bewijs

Laten we het hebben over het bewijs dat bedrijven moeten leveren als bewijsvoering voor de risico’s van de stof die zij willen importeren of produceren.

Onderwerpen waar relevante informatie (lees: bewijs) beschikbaar over moet zijn:


- identiteit van de stof;

- fysisch-chemische eigenschappen;

- blootstelling/gebruik/voorkomen en toepassingen;

- toxiciteit voor zoogdieren;

- toxicokinetiek;

- chemische stofcategorie;

- ecotoxiciteit;

- gedrag en verspreiding in het milieu, inclusief chemische en biotische afbraak.


De bronnen waar de informatie uitgehaald mag worden:


- interne bestanden van bedrijven en handelsverenigingen (inclusief testgegevens);

- gegevensbanken en databases van bijeengebrachte gegevens;

- goedgekeurde gegevenssets zoals het HPV-programma voor chemische stoffen van de OESO;

- gepubliceerde literatuur;

- internetzoekmachines en relevante websites;

- (Q)SAR-modellen;

- gegevensuitwisseling in het informatie-uitwisselingsforum voor stoffen (SIEF).


SIEF is een systeem waar alle huidige informatie in staat opgeslagen. Hier kunnen bedrijven in zoeken zodat dubbel onderzoek voorkomen wordt.

Onderzoek met mensen dat gebruikt kan worden:


1. Analytische epidemiologieonderzoeken van blootgestelde populaties (case-control onderzoeken en cohort onderzoeken): zijn nuttig voor het identificeren van een verband tussen menselijke blootstelling en effecten.

2. Beschrijvende of correlerende epidemiologieonderzoeken: zijn nuttig voor het identificeren van gebieden voor verder onderzoek, maar zijn op zichzelf staand niet bruikbaar voor een volledige risicobeoordeling, omdat zij vaak slechts patronen of trends kunnen identificeren maar geen oorzakelijk verband kunnen aantonen.

3. Casusverslagen: kunnen effecten aantonen die niet in proefdieren waargenomen worden. De betrouwbaarheid en relevantie van de rapporten moeten zorgvuldig beoordeeld worden, omdat kritische informatie over bijv. stofzuiverheid, menselijke blootstelling en effecten vaak ontbreekt in deze rapporten.

4. Experiment onderzoeken met menselijke vrijwilligers: zijn in zeer zeldzame gevallen acceptabel. Testen met menselijke vrijwilligers worden sterk afgeraden, maar als er reeds gegevens van goede kwaliteit beschikbaar zijn, mogen deze waar toepasselijk gebruikt worden in goed gemotiveerde gevallen.


Een belangrijk onderwerp voor de gezondheid van de mens: Toxicokinetiek


Toxicokinetiek en wetenschap

Bij de beoordeling van de gevaren voor de gezondheid van de mens moet het toxicokinetische profiel van de stof afgewogen worden. Het toxicokinetische profiel van een stof beschrijft de absorptie, verspreiding, het metabolisme en de excretie ervan. Dit is ook heel belangrijk voor het onderzoek naar bioaccumilatie van de stof: hoe langer een stof in het lichaam blijft, en hoe meer er van wordt opgenomen en opgeslagen, hoe groter de kans dat het zich opstapelt in het lichaam en alsnog voor gezondheidsschade zorgt bij lage dosis maar herhaalde toediening (dit gebeurt vaak in vetweefsel). Zo moet het duidelijk zijn hoeveel van de stof wordt opgenomen in het bloed en cellen (van organen of botten). Daarnaast is het belangrijk om te weten hoe snel cellen verzadigd zijn met de stof (en er dus niks meer bij komt) en wat de halveringstijd is van de stof in het lichaam (hoe snel en via welke weg gaat het weer weg). Dit noemen ze ook: Absoptie (absorption), verdeling (distribution), metabolisme (metabolism), uitscheiden (excertion), elimineren (elimination) en de som van dit alles: regeling (disposition).


Als we weten hoe dat werkt bij de mens, dan kunnen we met resultaten (uit wetenschappelijk onderzoek) doormiddel van een toxicokinetische modellering een schatting geven wat het effect van een stof op de gezondheid van de mens is. Hierbij wordt een conservatieve schatting gemaakt, waarbij rekening wordt gehouden met onzekerheden bijv. over het feit dat dier en mens niet gelijk zijn (maar mensen zelf ook niet).


Hiervoor moet er met wetenschappelijk onderzoek gekeken worden naar twee dingen (wanneer we het hebben over drinkwater):


Acute toxiciteit: Schadelijke effecten die het gevolg zijn van een eenmalige of kortdurende blootstelling aan de stof.


Toxiciteit bij herhaalde toediening: Toxiciteit bij herhaalde toediening heeft betrekking op de algemene toxische effecten die optreden na dagelijkse dosering met een stof gedurende 28 of 90 dagen of een groot deel van de levensduur in het geval van chronische blootstelling. De effecten die bestudeerd worden in deze onderzoeken kunnen veranderingen in morfologie, fysiologie, groei of levensduur, klinische chemie of gedrag omvatten. Hierbij moet gekozen worden voor de meest voor de hand liggende blootstelling (via huid, mond of inademen).


In dierproeven moet er gekozen worden voor de hoogste dosering die zorgt voor toxiciteit, maar niet voor overlijden, vervolgens worden er steeds lagere dosissen gekozen voor het aantonen van een dosisafhankelijke reactie en tot slot een dosis waarbij geen schadelijke effecten gezien worden. Oftewel, de No Observed Adverse Effect Level (NOAEL).


Wetenschappelijk onderzoek naar toxiciteit bij herhaalde toediening van de stoffen dienen van zodanige aard te zijn dat ze een oorzakelijk verband tussen dosis, respons en effect aantonen. Zodat een grenswaarde (drempelwaarde) vastgesteld kan worden.

Voor het vaststellen van toxiciteit bij herhaalde toediening zijn er nog geen in-vitro onderzoeken of QSAR (computermodellen) goedgekeurd. Als een stof bij 1000mg/kg lichaamsgewicht geen acute toxiciteit laat zien, hoeft er geen toxiciteit bij herhaalde toediening onderzocht te worden.


Hierbij wordt in-vitro onderzoek vaak wel gebruikt om het metabolisme rondom een stof te onderzoeken. Daarna worden In-sillico onderzoeken gebruikt (medisch scheikundige proeven met computermodellen) om absorption, distribution, metabolism en elimination van de stof te begrijpen. Tot slot, worden onderzoeken met mensen gebruikt zoals biologische monitoring en biologische marker studies om stoffen in het menselijk lichaam te volgen en te onderzoeken.


Drempelwaarden

Een belangrijk doel van het registreren van een stof in REACH is het garanderen dat fabrikanten ( en andere bedrijven) stoffen zodanige wijze vervaardigen, op de markt brengen of gebruiken dat deze niet schadelijk zijn voor de gezondheid van de mens. Om dit te beoordelen wordt een vergelijking gemaakt tussen de verwachte blootstelling en de potentie voor schadelijke effecten.


Het uiteindelijke doel zijn drempelwaarden vaststellen: de No Observed Adverse Effect Level (NOAEL) en op basis hiervan wordt de Derived No-Effect Level (DNEL) afgeleid. Dit geeft de maximale hoeveelheid weer waaraan mensen blootgesteld mogen worden. De DNEL wordt berekend door de NOAEL te delen door beoordelingsfactoren die onzekerheden weergeven (bijv. verschillen tussen soorten, verschillen in gevoeligheid tussen mensen en de kwaliteit van de database).



Met betrekking tot de afleiding van DNEL’s specificeert REACH onder andere dat het nodig kan zijn om verschillende DNEL’s te identificeren voor elke relevante populatie van mensen (bijv. werknemers, consumenten en mensen die indirect via het milieu blootgesteld worden) en mogelijk voor bepaalde kwetsbare subpopulaties (bijv. kinderen, zwangere vrouwen) en voor verschillende blootstellingsroutes (oraal, huid en/of inhalatie) en voor uiteenlopende blootstellingsduur (een eenmalig incident tot een blootstelling gedurende een aantal dagen/weken/maanden per jaar continu).


De DNEL kan gezien worden als een 'globale' afgeleide dosis zonder effect voor een bepaalde blootstelling (route, duur, frequentie), waarbij rekening gehouden wordt met onzekerheden/variabiliteit in deze gegevens en de blootgestelde menselijke populatie.


REACH samengevat


Wat is REACH?

REACH staat voor Registratie, Evaluatie, Autorisatie en Restrictie. Het is zowel wetgeving als een registratie systeem voor alle chemische stoffen die zowel geproduceerd als geïmporteerd worden in Europa. Dit wordt bijgehouden door de European Chemical Agency (ECHA) samen met alle lidstaten van de Europese Unie (EU). Hier staan op dit moment meer dan 26000 stoffen in geregistreerd. Maar dat ze geregistreerd staan zegt dus niet dat ze of in ons drinkwater kunnen komen of dat ze schadelijk zijn voor onze gezondheid. Al is het door de registratie dus wel duidelijk of dit zo is.

Het doel van REACH is om op hoog niveau de gezondheid van mensen en het milieu te beschermen tegen gevaarlijke effecten van chemische stoffen.


Hoe werkt REACH?

Voor elke chemische stof die gebruikt word binnen de EU wordt een dossier aangelegd met alle mogelijke risico’s voor mens en milieu. Dit betekent dat zowel de gevaren van de stof als de manier hoe het bij mens en milieu terecht kan komen bekend moet zijn. Dit wordt zowel door wetenschappelijke commissies van de ECHA als EU-lidstaten beoordeelt. Als er een mogelijkheid is dat mensen worden blootgesteld aan de stof, dan wordt er op basis van wetenschappelijke literatuur (dat wordt opgeslagen in het dossier) een drempelwaarden vastgesteld: de maximale hoeveelheid die mensen binnen kunnen krijgen waarbij geen schadelijke effecten optreden.


Registratie stof

Wanneer een stof niet in REACH staat geregistreerd is het aan het bedrijf (of bedrijven) die de stof gaat produceren of importeren om bewijs aan te leveren voor de fysisch-chemische, ecotoxicologische (giftig voor milieu) en toxicologische (giftig voor mens) eigenschappen van de stof, en een beoordeling van de gevaren en risico’s waaruit duidelijk wordt hoe de risico's die verbonden zijn aan het gebruik van de stof worden beheerst.


Beoordeling stof / Gevaren beoordeling

Als we kijken naar het effect van een stof op onze gezondheid dan wordt een stof op twee dingen beoordeelt: Hazard (gevaar) en exposure (blootstelling). Een stof kan een groot effect (gevaar) hebben op onze gezondheid, maar als we er niet aan blootgesteld worden, dan is het geen probleem. Andersom kan een stof maar een klein effect (gevaar) hebben op onze gezondheid alleen als we er dagelijks aan blootgesteld worden kan het toch een probleem zijn (lees: drinkwater). Dus moet er voor zowel de hazard als de exposure bewijs geleverd worden bij de registratie.


De beoordeling van de hazard wordt gebaseerd op alle bestaande informatie die beschikbaar is: Dit omvat beschikbare onderzoeksgegevens, gegevens van andere in-vivo- of in-vitro onderzoeken, gegevens die met behulp van alternatieve methoden gegenereerd zijn (bijv. computermodellen, read-across en bewijskracht), epidemiologische gegevens (observationeel onderzoek) en eventuele andere gegevens die kunnen helpen bij het identificeren van de aan- dan wel afwezigheid van gevaarlijke eigenschappen van de stof.

Op basis hiervan wordt beoordeelt of er nog meer onderzoek naar de stof nodig is en welk onderzoek. Zo ja, dan moet een bedrijf een voorstel doen voor een onderzoek dat passen zou zijn voor de missende informatie.


Toxicokinetiek en wetenschap

Een belangrijke eigenschap van een stof die duidelijk moet zijn is de toxicokinetiek van de stof. Dit gaat over hoe een stof wordt opgenomen en verwerkt door het lichaam. Hierdoor weten we precies wat er gebeurd met de stof in het lichaam: hoe komt het binnen? hoe lang en waar wordt het opgeslagen? Hoe scheiden we het weer uit?


Met deze gegevens kunnen we met scheikundige modellen een schatting maken voor drempelwaarden. Hiervoor moeten voor zowel de acute toxiciteit (hoeveel van de stof kunnen we binnen krijgen voordat we direct schade ondervinden) als toxiciteit bij herhaalde toediening (hoeveel en hoe vaak kunnen we stof binnen krijgen voordat we schade ondervinden).


Drempelwaarden

Wanneer alle nodige informatie en wetenschappelijk bewijs beschikbaar is kunnen we drempelwaarden opstellen. Uit de literatuur halen we een No Observed Adverse Effect Level (NOAEL) = bij welke hoeveelheid ondervinden we geen schade. Op basis van de NOAEL wordt de Derived No-Effect Level (DNEL) berekend. Dit gebeurd door de NOAEL te vermenigvuldigen met een beoordelingsfactor. De beoordelingsfactor houdt rekening met onzekerheden zoals verschillen tussen soorten (dier vs mens), verschillen tussen mensen (bijvoorbeeld kwetsbare populaties zoals kinderen) en de kwaliteit van de data die beschikbaar en duur van blootstelling.


Voorbeelden

Om dit inzichtelijk te maken neem ik twee voorbeelden. Ik ben erg benieuwd hoe al deze theorie er in de praktijk eruit ziet. Zo zijn alle dossiers van alle stoffen die geregistreerd staan openbaar. Per voorbeeld zal ik ook een duik nemen in rapportages van andere relevante organisaties: WHO, EFSA, de Gezondheidsraad en het RIVM. Ik neem als eerst een voorbeeld die ook Richard aanhaalt in zijn blog: Lood.


Voorbeeld 1: Lood

Lood is chemische stof (metaal) waar ongelofelijk veel over bekend is. Dit is ook niet gek. Aangezien de blootstelling aan lood ook gigantisch is geweest in de afgelopen honderd jaar. Vooral doordat het in bezine (en dus uitlaatgas) en verf (en dus op alle huizen etc.) zat. Vanwege de grote blootstelling aan lood en dat er tientalle jaren terug duidelijk werd dat lood mogelijk schadelijk is, is Lood dan ook opgenomen in het REACH registratiesysteem. Maar daarnaast zijn er ook door verschillende organisaties rapporten over geschreven. We beginnen bij het dossier van lood in REACH.


Lood wordt in het dossier erkent als een stof die vooral schade aan organen maakt wanneer mensen er voor een lange tijd (chronisch) aan blootgesteld worden. Waaronder de hersenen. Een belangrijke bevindingen in de afgelopen eeuw was dan ook dat vooral kinderen vatbaar zijn voor neurologische schade door lood en het IQ daarom flink kan dalen. Wat natuurlijk een gigantische impact heeft op een individu maar ook op de samenleving in zijn geheel. Lood kan via de huid (lage absorptie), oraal en via inhaleren binnen komen. Het heeft dan ook het label: ‘Danger’ en ‘Health Hazard’ gekregen.

Als we dan kijken naar het hoofdstuk ‘Toxicological information’ vinden we het volgende:


In de samenvatting staat dat voor de ‘General population’ de (laagste) DNEL (derived no-adverse effects level) voor kinderen 2ug/dL, voor zwangere vrouwen 5 ug/dL en voor volwassenen in het algemeen 20 ug/dL is. MAAR hierbij is het belangrijk te vermelden dat deze waarden bloedwaarden zijn. Dit is dus onafhankelijk van via welke weg het lood naar binnen komt.


Er was geen duidelijke drempelwaarden voor wanneer kinderen IQ schade op kunnen lopen van loodvergiftiging. Echter werd deze verwacht (op basis van andere neurotoxinen) dat het kan gebeuren bij 5 ug/dL in het bloed, daarom is er gekozen voor een veel lager level als drempelwaarden (2 ug/dL).


Volgens de ECHA waren de gevonden NOAELs (no observed adverse effect level) gebaseerd op genoeg (sterk) wetenschappelijk onderzoek en zeer conservatief. Daarom zijn de gevonden NOAELs met een factor van 1 omgezet naar DNELs. Ook is er geen drempelwaarden voor acute toxiciteit gezet aangezien uit studies met dieren bleek dat lood niet acuut toxisch kan zijn.


Voor alle afwegingen die bij de DNEL gemaakt zijn verwijs ik je door naar het dossier. Laten we een duik nemen in het dossier.


Opname lood

Als ik de samenvatting van het dossier moet geloven zou de NOAEL gebaseerd zijn op meer dan 100 onderzoeken met mensen. Waaronder experimenteel en observationeel, waarbij verschillen in leeftijd, gender, etniciteit, intensiteit en lengte van blootstelling geëvalueerd konden worden. Uit experimenteel onderzoek is duidelijk geworden dat we zo’n 10% van het lood die we via onze mond binnen krijgen opnemen. Ze hebben letterlijk mensen in een experimenteel onderzoek lood toegediend en gekeken hoeveel er in het bloed terecht kwam of weer uit gescheiden werd. Ook deze studie staat in het dossier. Het vreemde is wel dat deze en verschillende andere studies zonder bron in het dossier staan.

Het is helemaal bizar omdat ik binnen 2 minuten zoeken op het internet alsnog de studie gevonden had. Dus waarom staat de bron er niet gewoon bij?


In de studie kregen 8 mensen in een ziekenhuis 100 ug (dit is 10x zoveel als dat er nu in ons drinkwater mag zitten) toegediend zonder en met 200 mg calcium en 140mg fosfaat. In een andere instantie werd een lam geïnjecteerd met lood om het dier vervolgens na 6 dagen te slachten en de deelnemers de organen, melk en vlees te laten eten (what the f*ck). Zowel uit bloed als stralingsmetingen bleek dat dat de opname van lood ongeveer 10% is wanneer het komt samen met eten (en dus met calcium en fosfaat). Dit kan dalen tot 2% in het bijzijn van 700mg calcium en 500mg fosfaat. Echter het kan stijgen tot 60% wanneer het op een nuchtere maag zonder voeding(sstoffen) binnen komt.


Fascinerend als je het aan mij vraagt.


Observationeel onderzoek naar lood

Daarnaast ben ik natuurlijk wel benieuwd naar het wetenschappelijke bewijs voor de drempelwaarden. Dus ik ging op zoek in het dossier en dan vooral naar studies met mensen. En ik kan bevestigen dat ze allemaal te vinden zijn. Tientallen studies die stuk voor stuk beschreven worden. Te veel voor mij om allemaal door heen te gaan. Dus ik zal er een uitpakken om een inkijk te geven in wat voor studies gebruikt zijn voor het vaststellen van de drempelwaarden.


Bronnen:



Ik vond een studie die onderdeel is van de Cincinnati Lead Study Cohort uitgevoerd door Dietricht et al. en een universiteit plus een ziekenhuis in Cincinnati. Cincinnati is een stad in Ohio (VS). In de tijd (+/- 1980) van deze studie was er nog veel blootstelling aan lood. In de jaren 60 was de gemiddelde bloedwaarden van lood in zowel kinderen als volwassenen zo’n 60 ug/dL. Besef: dat is 30x de DNEL voor kinderen. Door verschillende maatregelen, maar vooral ook door het verwijderen van lood uit benzine, was dit in de jaren 80 verlaagd naar 25 ug/dL. Echter doordat in heel veel verf nog lood zat, en het verf door het weer losliet, kregen veel kinderen alsnog lood binnen tijdens het buitenspelen. Het doel van deze cohort was om de bloedwaarden van de zwangere moeders te meten en vervolgens meer dan 250 kinderen en hun cognitieve functie na de geboorte 4+ jaar te volgen.


Methode: tussen 1979 en 1984 werden vrouwen gerekruteerd die niet verslaafd mochten zijn aan drugs. De nieuw geboren kinderen (van deze vrouwen) konden alleen mee doen in de studie als ze gezond waren.


Bij de moeder werd tijdens zwangerschap lood in het bloed gemeten en daarna elk kwartaal bij de kinderen van 3 maanden tot 4 jaar oud. Het ging nog langer door maar voor deze studie werd de data van kinderen tot en met 4 jaar oud gebruikt. Uiteindelijk was er van 77% van de kinderen een volledige dataset. De Kaufman Assessment Battery for Children werd gebruikt om cognitieve functie te meten. Er werd een gigantische lijst aan potentiële confounding variabele meegenomen in de studie, die mogelijk de relatie tussen lood en congitieve functie konden verstoren o.a. lichamelijke gezondheid en psychosociale factoren.

Wat me opvalt is dat (en dat zie ik bij veel studies die uitgevoerd zijn omtrent lood rond de jaren 80) het onderzoek vooral op armere mensen uitgevoerd is. Waarschijnlijk omdat de blootstelling aan lood hier hoger was dan in rijkere buurten. Zo ging het bij deze cohort vooral om zwarte mensen met een lagere sociaal economische status.


Er is geen tabel waar je de verschillen tussen de baseline gegevens van de groepen kunt zien. Erg jammer, dit kan een goed beeld geven wat het verschil was tussen de groepen op het startpunt.


Er zat wel een flinke spreiding in de lood bloedwaarden tussen de kinderen binnen de groepen, die van 0 tot 24 maanden steeg en daarna langzaam afnam. Waarbij in geen van de kinderen ooit de bloedwaarden onder de DNEL van 2 ug/dL is geweest.

Uiteindelijk blijkt dat hoe hoger de lood bloedwaarden des te lager de cognitieve functie van de kinderen. Ook na het controleren op vele potentiële confounders. De stijging was wel minder na het controleren op confounders, wat ook iets zegt over hoe belangrijk de andere factoren zijn op de cognitieve functie van kinderen zoals lichamelijke gezondheid en psychosociale factoren. (food for thought)

Dit geld ook voor het IQ van de kinderen. Waarbij de meest significante daling in IQ bij een blootstelling van 20 ug/dL en hoger was.


Er wordt wel aangegeven dat studies beoordeelt zijn op kwaliteit en met welke methode. Door wie en het resultaat van de kwaliteitsbeoordeling kan ik niet vinden. De studie die ik uitgelicht heb heeft natuurlijk kanttekeningen. Het is een (prospectief) observationeel onderzoek, wat nooit genoeg is voor een causaal verband. Ook weet ik niet hoe betrouwbaar de testinstrumenten voor cognitieve functie voor kinderen zijn. En of deze testen überhaupt nog gebruikt worden als gevalideerd instrument. Daarnaast kun je uit deze studie niet opmaken of de 0-10 ug/dL groep schade heeft ondervonden, omdat het niet vergeleken wordt met een groep die geen lood heeft in het bloed (die kinderen waren er namelijk niet). Echter de ECHA baseert de drempelwaarden op alle beschikbare literatuur. Dat is zoals het hoort. Richtlijnen of sterke claims maak je nooit gebaseerd op één studie. Het is voor mij alleen wel onmogelijk een duik te nemen in alle literatuur die beschikbaar is. Dit maakt dat het neer komt op vertrouwen. Vertrouw je erop dat de wetenschappelijke commissies de literatuur op een correcte manier beoordeelt en samengevat heeft?


Wereldwijd niveau: World Health Organisation

Maar zoals ik eerder aangaf, de drempelwaarden voor ons drinkwater worden niet alleen op REACH gebaseerd. Het is namelijk zo dat het drinkwaterbesluit gebaseerd is op de Europese Directive on the quality of water intented for human consumption: een richtlijn/wetgeving opgesteld door de EU. Hier vind je vrijwel dezelfde drempelwaarden in terug als in het drinkwaterbesluit. Ook, net zoals in het drinkwaterbesluit, zonder onderbouwing. Dus ben ik gaan rondmailen en kreeg van de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat te horen dat de drempelwaarden gebaseerd zijn op zowel rapporten van REACH, de WHO en de EFSA. Maar een lidstaat mag zelf beslissen om drempelwaarden strenger te maken (bijvoorbeeld als de Gezondheidsraad of het RIVM dat nodig acht).


Laten we een korte duik nemen in de richtlijnen voor veilig drinkwater van de WHO. De eerste richtlijn van de WHO werd gepubliceerd in 1958 en sinds die tijd heeft het zo’n acht keer een update gehad. Het doel is schoondrinkwater voor iedereen op de wereld. De Chemical Safety Unit and the Risk assessment and Management Unit van de WHO maken rapportages over alle mogelijke chemische stoffen in ons kraanwater waarbij de Hazard (gevaar) van deze stoffen wordt ingeschat. Ook zij stellen drempelwaarden op en laten dit doen in een peer-reviewed risk assessment waarbij elke chemische stof een eigen rapport krijgt. Iedereen kan deze inzien.


Risico’s drinkwater

Veilig drinkwater is volgens de WHO water dat bij consumptie over de gehele levensduur geen significant risico vormt voor onze gezondheid, waarbij rekening gehouden wordt met verschillende kwetsbare levensfases (bijv. kinderen en zwangere). Ze benadrukken dat de richtlijnen die de WHO opstelt gehaald moeten worden, maar dat lidstaten altijd moeten focussen op beter.


“Although the Guidelines describe a quality of water that is acceptable for lifelong consumption, the establishment of these Guidelines, including guideline values, should not be regarded as implying that the quality of drinking-water may be degraded to the recommended level. Indeed, a continuous effort should be made to maintain drinking-water quality at the highest possible level.”


Dan kun je je afvragen wat de WHO bedoelt met een ‘significant risico’. Dit baseren zij op Disability-adjusted life years (DALY). Dit wordt berekent op basis hoeveel jaar iemand eerder sterft plus hoeveel extra jaar iemand met een handicap of ziekte moet leven. Op basis hiervan wordt een risico berekent. De richtlijnen van de WHO zijn op een 10 ⁻⁶ DALY gebaseerd. Wat betekent dat er 1 extra geval van sterfte, ziekte of handicap per 1000000 mensen mag voorkomen onder mensen die hun hele leven lang drinkwater drinken. Oftewel, een risico van 1 op 1000000. Je kunt beter met de bankgiroloterij meespelen, dan is je kans op een miljoen euro 1 op 790000.


Health targets

Om veilig drinkwater te garanderen heeft de WHO verschillende “health-based targets” opgesteld. Hieronder vallen gezondheidsuitkomst (health outcome), waterkwaliteit (water quality), prestatie (performance) en specifieke technologie (specified technology). Gezondheidsuitkomt is gebaseerd op het overkoepelende 10 ⁻⁶ DALY risico dat mensen mogen lopen bij het drinken van water. Daarnaast worden er voor chemische stoffen individueel het risico beoordeelt wat valt onder waterkwaliteit.


De WHO maakt, wat mij betreft, een belangrijke kanttekening bij deze targets. Ze geven namelijk aan dat vrijwel alle stoffen die in ons water kunnen zitten in veel hogere mate via andere wegen bij ons binnen komen: de lucht, eten, contact tussen personen of door slechte hygiëne. Daarom moeten deze targets altijd in context gezien worden van alle andere mogelijke blootstellingen aan dezelfde gevaren en onderdeel zijn van een holistisch plan om de gezondheid van mensen te beschermen.


“Although water can be a source of microbial, chemical or radiological hazards, it is by no means the only source. In setting targets, consideration needs to be given to other sources, including food, air, person-to-person contact and consumer products, as well as poor sanitation and personal hygiene… When defining mandatory limits, it is preferable to consider the Guidelines in the context of local or national environmental, social, economic and cultural conditions. The Guidelines should also be part of an overall health protection strategy that includes sanitation and other strategies, such as managing food contamination.”


De targets voor chemische stoffen moeten zowel wetenschappelijk onderbouwd als praktisch als haalbaar zijn en onze gezondheid beschermen. Zo zijn onze meetinstrumenten bepalend voor de haalbaarheid. Het heeft natuurlijk geen zin om een drempelwaarden onder het minimale level dat onze instrumenten kunnen meten te zetten.


Het feit dat ons drinkwaterbesluit drempelwaarden bevat voor relatief weinig chemische stoffen (zoals Richard aanhaalden) noemen ze “short-listing”. Dit betekent dat een lidstaat prioriteit geeft aan stoffen waarvan zij denken dat het überhaupt in ons water kan zitten. Op Basis van de hoeveelheid dat genoeg kan zijn voor schade aan onze gezondheid. Daarnaast worden veel chemische stoffen samen aangetroffen, dit maakt dat wanneer één stof aanwezig is, een andere stof dat waarschijnlijk ook is. Daarom controleren ze maar op één van die stoffen.


“In some cases, there are groups of chemicals that arise from related sources—for example, disinfection byproducts (DBPs)—and it may not be necessary to set standards for all of the DBPs for which there are guideline values. If chlorination is practised, the trihalomethanes (THMs) and haloacetic acids (HAAs) will be the main DBPs. If bromide is present, brominated as well as chlorinated DBPs will be produced. Maintaining THM and HAA concentrations below the guideline values by controlling precursor compounds will provide adequate control over other chlorination by-products.”


WHO en drempelwaarden

Na het lezen van het WHO document kom ik tot de conclusie dat zij op vrijwel dezelfde wijze als REACH werken aan een formuleren van drempelwaarden. Dit doen ze voor elke chemische stof die;


- Er is bewijs dat een chemische stof in drinkwater kan zitten en mogelijk schadelijke effecten heeft;

- Een chemische stof is een internationaal gevaar;

- Een chemische stof is een erkende pesticide die in drinkwater terecht kan komen.


Voor de drempelwaarde maken ze zoveel mogelijk gebruik van onderzoek met mensen, maar waar dit niet mogelijk is wordt er onderzoek met dieren gebruikt. Wanneer het gaat om studies met dieren gaat het altijd om studies met weinig dieren waarin hele hoge dosissen gebruikt worden, waardoor er een onzekerheid is over hoe dit vertaalt naar het effect op de gezondheid van mensen. Daarom worden deze resultaten altijd zoveel mogelijk met ander onderzoek gecontroleerd en worden er onzekerheidsfactoren gebruikt om een conservatieve richtlijnen op te stellen. Waar REACH vooral gebruik maakte van de NOAEL (no observed adverse effect level) en de DNEL (derived no effect level), gaat dit bij de WHO anders.


Er wordt eerst een TDI (tolarable daily intake) berekend door een NOAEL of LOAEL (lowest-observed adverse effect level) of BMDL (lower confidence limit on the benchmark dose) te delen door een UF (onzekerheidsfactor) of CSAF (chemical specific adjustment factor)

Vervolgens wordt die TDI vermenigvuldig met BW (lichaamsgewicht) en P (hoeveel van TDI mogelijk in drinkwater zit) en gedeeld door C (hoeveel drinkwater iemand drinkt) om de mogelijke richtlijn op te stellen.

Ook bij de WHO wordt al het wetenschappelijk bewijs beoordeelt op betrouwbaarheid en kwaliteit. Vervolgens wordt er voor elke chemische stof die mogelijk in ons drinkwater kan zitten een factsheet gemaakt. Deze zijn allemaal online vindbaar.


“For each chemical contaminant or substance considered, a background document evaluating the risks for human health from exposure to the particular chemical in drinking-water was prepared. During the preparation of this background document, careful consideration was given to information available in previous risk assessments carried out by the International Programme on Chemical Safety, in its Environmental Health Criteria monographs and Concise International Chemical Assessment Documents, the International Agency for Research on Cancer, the Joint FAO/WHO Meeting on Pesticide Residues and the iv Joint FAO/WHO Expert Committee on Food Additives (which evaluates contaminants such as lead, cadmium, nitrate and nitrite, in addition to food additives).”


Factsheets voorbeeld lood

Laten we kijken naar de factsheet van lood.


Op de factsheet vind je alles over de stof. Ook dit doet mij denken aan het dossier van REACH. Alle chemisch-fysische eigenschappen, hoeveel van de stof in onze omgeving zit en wat de blootstelling is voor mensen vind je in de factsheet (en het achtergronddocument). Dus ook het toxicokinetiek profiel (Absoptie (absorption), verdeling (distribution),

metabolisme, uit (metabolism) scheiden (excertion), elimineren (elimination) en de som van dit alles: regeling (disposition)) van de stof. Ook vind je al het wetenschappelijk onderzoek naar mogelijke effecten op de gezondheid en de drempelwaarden die daaruit volgen.


Blootstelling lood

Het wordt meteen duidelijk dat de grootste bron van lood in drinkwater de waterleidingen van woningen zijn. In Nederland is het ook bekend dat als je in een huis gebouwd voor 1960 woont dat je moet checken of je leidingen van lood zijn en deze moet laten vervangen. Maar ook in een nieuw huis, met een nieuwe kraan of nieuwe leidingen is het belangrijk om het kraanwater eerst door te spoelen, omdat in de eerste 3 maanden er nog lood in kan zitten. Daar had ik geen idee van…. En dit is belangrijk want deze bron van lood in drinkwater zit nadat een zuiveringsinstallatie jouw drinkwater filtert.


Er zijn in verschillende landen metingen uitgevoerd, bijvoorbeeld door in rioolwater te checken, waaruit een overzicht kwam van totale loodinname in verschillende landen. 90 ug/dag in België, 24ug/dag in Zweden en 177 ug/dag in Mexico. Zo’n 80% daarvan komt via de mond binnen, maar niet door drinkwater, maar o.a. door voeding.


“More than 80% of the daily intake of lead is derived from the ingestion of food, dirt and dust. At 5 µg/l, the average daily intake of lead from water forms a relatively small proportion of the total daily intake for children and adults, but a significant one for bottle-fed infants. Such estimates have a wide margin of error.”


Toxicokinetiek

Volwassenen absorberen zo’n 10% van de lood die in het lichaam komt. Dit kan bij kinderen 4 tot 5 keer zo hoog liggen. Echter zorgt een lage ijzer en calcium inname voor een hogere lood absorptie. Dit komt onder andere doordat lood vooral wordt opgenomen in rode bloedcellen. Waar ijzer in zit. Lood wordt uiteindelijk zowel in orgaancellen als in botcellen opgeslagen. In botten kan het zo’n 17 tot 27 jaar blijven zitten. Dit allemaal zorgt voor gezondheidsschade wanneer de chronische blootstelling te hoog ligt.


Onderzoek met mensen

Zoals we weten van het REACH rapport is er een groot lichaam van bewijs voor de effecten van lood op onze gezondheid. De WHO beschrijft dit onderzoek, de resultaten en NOAEL die daaruit gehaald is.


De onderzoeken die mij het meest verbaasde, maar wel tot het sterkste bewijs leiden, zijn (tientallen) metabole studies uit de jaren 80 die ze gedaan hebben met baby’s. Deze hebben ze in een soort van laboratorium setting lood gegeven via flesvoeding om te kijken welke dosis zorgde voor een significante stijging in het bloed en hoeveel er uit gescheiden werd via ontlasting. Baby’s kwamen tot z’n 72 uur in het laboratorium, daarna 11 tot 18 dagen naar huis, en vervolgens weer 72 uur. Dit soms tot wel 746 dagen lang.




Hieruit bleek dat bij een inname tot 3-4 ug/kg dat al het lood werd uitgescheiden via ontlasting en er dus geen lood werd opgeslagen in het lichaam.


Drempwelwaarden

Toch heeft de WHO een richtlijn van maximaal 10 ug/L voor drinkwater gezet. Hierbij bendraukken zij dat dit geen drempelwaarden gericht op gezondheid is, maar meer gebaseerd op haalbaarheid. Aangezien hoeveelheden lager dan 10 ug/L vrijwel niet haalbaar zijn door zuiveringsinstallaties, maar daarnaast de bron van lood in drinkwater plaatsvindt na de zuivering en er dus gemeten zou moeten worden nadat het uit de kraan komt bij mensen.


Ondanks dat het onderzoek in baby’s liet zien dat, bij lage hoeveelheden lood, het lood niet wordt opgeslagen in het lichaam, heeft veel wetenschappelijk onderzoek daarna wel associaties tussen lood inname en gezondheidsproblemen laten zien. Om het zekere voor het onzekere te nemen raadt de WHO daarom elk land aan om loodinname zo laag mogelijk te krijgen. Echter, zoals eerder aangegeven, is drinkwater maar een kleine factor in onze totale inname van lood.


“There remain uncertainties associated with the epidemiology, which relate to very low blood lead levels and end-points that are affected by many factors. Nevertheless, because lead exposure arises from a range of sources, of which water is frequently a minor one, and as it is extremely difficult to achieve a concentration lower than 10 µg/l by central conditioning, such as phosphate dosing, the guideline value is maintained at 10 µg/l but is designated as provisional on the basis of treatment performance and analytical achievability. As this is no longer a health-based guideline value, concentrations should be maintained as low as reasonably practical and should not be allowed to increase up to the provisional guideline value… It needs to be recognized that lead is exceptional, in that most lead in drinking-water arises from plumbing in buildings, and the remedy consists principally of removing plumbing and fittings containing lead, which requires much time and money.”


Het plan was nu om over te gaan naar nationale organisaties die zich op het kwaliteit van ons drinkwater richten. Echter, ik kwam in een rapport van het RIVM het volgende tegen:


“In 2010 heeft de Europese Voedselveiligheidsautoriteit (European Food Safety; EFSA) een risicobeoordeling van lood uitgevoerd en geconcludeerd dat de tot dan geldige gezondheidskundige grenswaarde (de ‘Provisional Tolerable Weekly Intake’; PTWI) voor lood van 25 µg/kg lichaamsgewicht per week niet langer als veilig beschouwd kan worden (EFSA, 2010). EFSA heeft in plaats daarvan diverse BMDL’s (‘benchmark dose lower confidence limits’) afgeleid, die kunnen worden gebruikt als referentiepunt in de risicobeoordeling (zie hoofdstuk 3). Naar aanleiding van deze risicobeoordeling heeft de Europese Commissie voorgesteld om de loodnorm in de nieuwe Europese Drinkwaterrichtlijn te halveren naar 5 µg/L. Deze concentratie zou 15 jaar nadat de nieuwe richtlijn in werking treedt bereikt moeten zijn. Het formuleren van een eenduidige voorlichtingsboodschap is daarmee extra actueel.”


Oftewel, de EFSA (de Europese voedsel en waren autoriteit) heeft in 2010 een kritisch rapport over loodinname geschreven. Zij waren van mening dat eerdere veiligheidsnormen rond loodinname niet laag genoeg waren. Ik ga je eerst meenemen in de punten die ik uit dat rapport heb gehaald:


EFSA: Lood in voeding

De Europese voeding en warenautoriteit: de EFSA. Heeft in 2010 een wetenschappelijk standpunt gepubliceerd over lood in onze voeding. De EFSA vroeg alle lidstaten data te verzamelen. Hun risicobeoordeling kwam met een harde boodschap: de huidige loodinname is net veilig. Vooral kinderen, bij een hoge lood inname (voor Europese standaard), lopen alsnog risico op gezondheidsschade. Laten we een duik inname in de bevindingen van de EFSA.


Eerst hebben zij de lood inname binnen Europa (en lidstaten) berekend. In 2003 starten zij het onderzoek waarbij ze alle lidstaten vroegen data over lood in voeding en drinkwater op te sturen.


Lood in voedingsgroepen:

Inname per land:

En uit eindelijk ook welke voedselgroepen het meest bijdragen aan de inname per land:

Samengevat: In Nederland is de gemiddelde inname van lood tussen de 0.53 - 0.97 ug/kg per dag. Dit is vrijwel gelijk aan het gemiddelde van Europa: 0.51 – 0.97ug/kg per dag.

In Nederland is groente de grootste bron van lood (9.7%) gevolgd door graanproducten (7.8%) en daarna volgen zuivel, vlees, koffie/thee en alcohol (+/- 4%). Kraanwater is 1.7% van de inname van lood in Nederland.


Daarnaast heeft de EFSA een nieuwe risico beoordeling uitgevoerd. Ook zij hebben al het wetenschappelijk onderzoek (van voor 2010) doorgenomen en beoordeelt.


Zij concludeerde dat bijvoorbeeld voor neurotoxiciteit van lood, wat zich vaak vertaalt in klachten als prikkelbaarheid, vermoeidheid en hoofdpijn maar ook slechtere scores op neuropsychologische tests voor aandacht, geheugen en motorische functies, al kan beginnen bij 20 ug/L (2ug/dL) lood concentratie in het bloed. Dit is net zo hoog als de ECHA (REACH) concludeerde als een DNEL (derived no effect level) en dus als veilig beschouwd.


Op basis van alle wetenschappelijke literatuur zijn er drempelwaarde opgesteld die ervanuit gaat dat het risico op verschillende negatieve gezondheidseffecten niet meer dan 1% mag stijgen, zogenoemde BMDL01 (benchmark dose (lower confidence limit)). Hierbij gebruiken ze een statistische toets om een drempelwaarden te berekenen die staat voor een dosis die mogelijk schade doet. Daarna berekenen ze ook een soort van onzekerheid om die dosis heen. Tot slot pakken ze het laagste level daarvan om zo zeker mogelijk te zijn dat er geen schade ontstaat. Deze BDML is weer omgerekend naar hoeveel microgram (ug) lood iemand per kg lichaamsgewicht binnen mag krijgen voordat er negatieve effecten opdoen en dan krijg je de volgende drempelwaarden:

De resultaten van de risicobeoordeling zorgde ervoor dat de EFSA concludeerde dat de huidige veiligheidsnorm van 25 ug per kg lichaamsgewicht niet veilig genoeg is. Aangezien bij kinderen een inname van 10ug per dag al voor neurologische problemen kan zorgen. Daarom hebben zij voorgesteld om de loodnorm in de nieuwe Europese Drinkwaterrichtlijn te halveren naar 5 µg/L. Deze concentratie zou 15 jaar nadat de nieuwe richtlijn in werking treedt bereikt moeten zijn. Toch vraag ik mij af hoe nuttig dit is, aangezien de blootstelling aan loot voornamelijk uit voeding komt en niet uit drinkwater. Hier straks meer over.


Nationaal niveau: De gezondheidsraad en RIVM

Dan hebben we nog het nationale niveau -- onze eigen nationale organisaties die waken over ons drinkwater: de Gezondheidsraad en het RIVM. Ook zij publiceren rapportages met onderzoeken over mogelijke risico’s van stoffen in ons kraanwater.


Zo publiceerde de Gezondheidsraad een rapport over lood in ons kraanwater. Een paar punten die ik daar uithaalde zijn:


De grootste bron in Nederland van lood in ons bloed was benzine en dus uitlaatgassen (die we inademen, terecht kwamen in de grond en op ons eten). Hier is wereldwijd wat aan gedaan, waardoor dit is in het afgelopen decennia sterk is afgenomen. Daardoor ook onze blootstelling aan lood. Ook is er rond 2000 in Nederland een grote actie geweest van drinkwaterbedrijven om loden leidingen te vervangen, ook dit heeft de blootstelling zwaar teruggedrongen. Toch zijn er nog steeds mensen met loden leidingen. Het zou mij niet verbazen als dit vooral huizen zijn van mensen met een sociaal economische lagere status. De huidige gemiddelde inname via ons kraanwater is rond 1 ug/L (een stuk minder dan de drempelwaarde van 10 ug/L en nieuwe drempelwaarde van 5 ug/L) en bij 1% van de watermonsters is een overschrijding van de 10 ug/L gevonden. Toch kan het oplopen tot 35 ug/L in woningen met loden leidingen, dit zouden nog honderd tot tweehonderdduizend huizen zijn(2019). Maar ook in nieuwe huizen moet je dus de eerste 3 maanden je water door laten spoelen voordat je het drinkt. Vooral bij kleine kinderen onder de 7 jaar oud en zwangere vrouwen! Die extra kwetsbaar zijn en meer lood opnemen in het lichaam dan volwassenen.

Zij concluderen dat:


“Mensen kunnen via kraanwater lood binnenkrijgen. Dit is vooral het geval bij oude huizen die nog loden waterleidingen hebben. Ook kan in huizen met nieuwe leidingen en kranen die nog niet goed zijn doorgespoeld, tijdelijk meer lood in het kraanwater zitten. Het RIVM heeft berekend dat kraanwater in deze situaties een grote bijdrage kan leveren aan de totale dagelijkse blootstelling aan lood via voedsel en water. Voor baby’s die flesvoeding krijgen met kraanwater uit deze leidingen kan die bijdrage oplopen tot 80 procent. Bewoners krijgen in deze situaties meer lood binnen dan wat als veilig wordt beschouwd.”


Blootstelling aan lood kan onder andere een negatief effect hebben op het IQ van kinderen. Bij volwassenen kan het een grotere kans op nierziekten of een hogere bloeddruk geven. Echter hebben we eerder al gelezen dat voor de gehele populatie een te hoge blootstelling aan lood kan zorgen voor schade aan de hersenen.


Veel van de resultaten in het rapport komen overeen met die van de Gezondheidsraad. Het is vooral interessant om te kijken naar de inname berekeningen die het RIVM heeft gemaakt.

Het RIVM heeft twee scenario’s gepakt: 1. een gemiddelde loodconcentratie in kraanwater bij geen loden leidingen = 1 ug/L en 2. een gemiddelde lood in kraanwater bij wel loden leidingen of nieuwbouwwoning (eerste drie maanden) = 35 ug/L.


Vervolgens zijn er op basis van de Nederlandse monitoringsprogramma’s (uitgevoerd door de NVWA) en data van de EFSA concentratie en consumptiegegevens berekend van lood in voedsel in Nederland. Dit samen met het lood in drinkwater is er een gemiddelde, mediaan en hoge (95ste percentiel) inname van lood via voedsel en drinkwater (microgram/ug per kg lichaamsgewicht per dag) berekend voor verschillende (risico) groepen:


Als ik dan op basis van deze waarde naar mijzelf kijk (in een huis dat geen nieuwbouw is en geen loden leidingen heeft) dan vind ik het volgende:


70 x 0,37 = 25,9 ug (gemiddeld) en 70 x 0,57 = 39,9 ug (95% hoogste inname) totale lood inname per dag.


Als ik wel loden leidingen zou hebben (en dus voor een hele lange tijd chronisch deze hoeveelheden binnen zou krijgen) dan vind ik het volgende:


70 x 0,96 = 67,2 ug (gemiddeld) en 70 x 1,68 = 117,6 ug (95% hoogste inname) totale lood inname per dag.


Als ik dit neerleg naast de 37,5 ug/per dag voor nierziekte en 90 ug/per dag voor hart- en vaatziekten dan zie je dat ik zelfs al in een huis zonder loden leidingen mogelijk te veel lood binnen krijg….


Als je dan naar kinderen kijkt die dus maar 10 ug per dag binnen mogen krijgen voordat het effect heeft op hun hersenen en zenuwstelsel dan zie je dat een kind van 1 jaar oud die gemiddeld 10 kg weegt al zeker 8,7 ug (gemiddeld) en 12,5 ug (95% hoogste inname) binnen krijgt.. dit gaat bijna keer 2 in een huis met loden leidingen…


Ik schrik me dood. Dit is namelijk hoog, als je beseft dat een inname van 10ug op een dag voor een kind hoog genoeg is voor hersenschade.


Tuurlijk ligt dit per persoon aan waar je woont, wat je eet en wat je drinkt. Toch vind ik het zorgwekkend.


Voorbeeld 2: antropogene stoffen

We gaan door naar het tweede voorbeeld: antropogene stoffen. Ik had geen idee wat het was, maar ik kwam het tegen in een post van Lars van den Nieuwenhoff. Eigenaar van een alternatieve en holistische gezondheidsdienst op Social media. Zijn post viel mij vooral op omdat hij een stuk genuanceerder was dan andere waterfilter aanhangers:


“ik denk niet dat water filteren in Nederland de allerhoogste prioriteit heeft!”


Waarna hij volgt met dat het met name een kwestie is van of je vertrouwen hebt in regulaties van de overheid en waterzuiveringsinstellingen. Hij zegt vervolgens iets interessants:


“Ze (overheid en waterzuiveringsinstellingen) geven aan dat de huidige manier van waterzuivering voldoende is om de normen te halen. De tweede vraag is dan of deze normen acceptabel zijn? Zo is er bijvoorbeeld een limiet van 1 microgram per liter drinkwater aan “antropogene stoffen”. Dit kan van alles zijn. 1 microgram lijkt relatief safe, maar hoe kan je dit zeker weten als het om zoveel verschillende stoffen gaat. Klinkt als nattevingerwerk.”


Volgens hem zijn antropogene stoffen, stoffen die door de mens in het milieu zijn gebracht en dat kan dus van alles zijn: van medicijnresten tot antibiotica tot aan chemicaliën. Het feit dat het drinkwater daar in totaal 1ug/L van mag bevatten, klinkt volgens Lars als nattevingerwerk.


Ik werd heel nieuwsgierig. Wat zijn die stoffen? En waar is die norm van 1 microgram (ug) per liter op gebaseerd? Is het nattevingerwerk?


Wat zijn antropogene stoffen?

Het is inderdaad heel simpel: alle chemische stoffen waarmee het oppervlakte- en grondwater door menselijk toedoen wordt belast.


Alleen, wanneer je de reden achter deze norm lees, kom je erachter dat de redenatie van Lars niet klopt. Wat laat zien dat zijn claims nattevingerwerk zijn. De onderbouwing voor de norm van overige antropogene stoffen is namelijk te vinden in document van het RIVM: Evaluatie signaleringsparameter nieuwe stoffen drinkwaterbeleid.


Waarom de 'overige antropogene stoffen' norm?

Het is namelijk zo dat de norm voor overige antropogene stoffen juist met een belangrijk doel in het drinkwaterbesluit is opgenomen: de signaleringsparameter is bedoeld als vangnet voor nieuwe nog onbekende bedreigende stoffen voor de drinkwatervoorziening.

Welke stoffen onder deze norm vallen verschilt per drinkwaterbedrijf, omdat het verschilt welke stoffen mogelijk aanwezig zijn in het water. Het zou dus onzin zijn om op alle stoffen die bestaan te testen, er wordt juist specifiek gekeken (op basis van verplichte risicoanalyses) op welke stoffen het drinkwaterbedrijf moet controleren. Dit geeft de drinkwaterbedrijven ruimte om gerichter te meten. Als deze stoffen samen de 1 ug/L norm overschrijden dan zal het drinkwaterbedrijf stappen moeten ondernemen.


De risicoanalyses omvatten waterkwaliteitsmonitoring van het gehele traject van bron tot tap in de vorm van doelstoffenanalyses alsmede periodieke screeningsmethoden voor onbekende stoffen en, afhankelijk van het type zuivering, bioassays voor effectgerichte detectie van stoffen.


Het RIVM erkent dat er weinig transparantie is omtrent deze analyses omdat de rapportages niet extern gedeeld hoeven te worden en is bezig met het verbeteren van de transparantie.


In 2014 heeft een onderzoeksgroep een rapport gepubliceerd op basis van de analyserapportages van drinkwaterbedrijven omtrent medicijnresten in het drinkwater. Er bleken in het hele jaar meer dan 22.000 metingen uitgevoerd te zijn met zo’n 875000 meetresultaten: VERSTEEGH, J. F. M. & DIK, H. H. J. 2014. De staat van het drinkwater in Nederland, 2012. RIVM rapport 2014-0137, 62


Zij concludeerde dat “De volksgezondheid is in relatie tot de drinkwaterkwaliteit niet in gevaar geweest.” Ik heb niet meer de tijd om deze bron uit te pluizen, ik hoor graag als er wat mis mee is.


Daarnaast lees ik in het rapport van het RIVM over antropogene stoffen dat er, aanvullend op de stoffen in het drinkwaterbesluit, door het RIWA (vereniging van rivierwaterbedrijven) doelstofanalyses worden uitgevoerd op honderden individuele stoffen waaronder geneesmiddelen, industriële en andere stoffen. Ook worden er ook screeningsonderzoeken gedaan, om meer generiek te kijken welke stoffen er in het water zitten. Zo worden ook mogelijk nieuwe verontreinigde stoffen opgespoord.


Waar is de norm op gebaseerd?

Dan rest mij eigenlijk nog één vraag: waar is de 1 ug/L op gebaseerd?


De norm is afgeleid uit de ‘gehalogeerde koolwaterstoffen geen pesticide zijnde’ norm uit 1984. Deze werd toen op 1 ug/L gezet. Echter was dit niet vanuit gezondheidsaspect, maar eerder haalbaarheid. De ‘overige antropogene stoffen’ norm werd in 2011 toegevoegd bij de totstandkoming van het huidige drinkwaterbesluit als vangnet voor nieuwe nog onbekende stoffen.


Voor de norm van 1 ug/L hebben Nederlandse wetenschapper van het KWR de Treshold of Toxicological Concern (TTC) gebruikt. Dit is gepubliceerd in een wetenschappelijk tijdschrift en dit zullen de laatste paar meter van deze duik zijn.


Het eerste wat ik leerde van de publicatie is dat we pas sinds 1981 goed data zijn gaan verzamelen omtrent door mens gemaakte chemische stoffen. Alle stoffen die daarvoor bestonden noemen we ‘oude chemische stoffen’, dit waren zo’n 100.000 stoffen, waarover veel minder bekend is dan de stoffen die na 1981 kwamen: ‘nieuwe chemische stoffen’. Echter schatten de wetenschappers dat in totaal mensen al 5 miljoen chemische stoffen gemaakt hebben.


Hier maak ik in ieder geval op uit dat REACH dus niet alle chemische stoffen bevat, vooral ‘nieuwe chemische stoffen’. Maar ook besef ik me dat we dus niet altijd nieuwe stoffen vinden in het water omdat het nieuwe stoffen zijn, maar omdat onze meet instrumenten steeds beter worden en daardoor stoffen kunnen meten die er altijd al waren.

De categorie ‘overige antropogene stoffen’ omvat dus nieuwe stoffen maar ook stoffen die we nu pas kunnen meten (omdat ze in hele lage concentraties in het water zitten). En een hoop van deze stoffen staan niet in REACH of hebben we nog niet genoeg toxicologische informatie over om een grens vast te stellen.


“For many emerging contaminants no specific drinking water standards exist because of the lack of toxicological information to derive such standards. As an example, since 1983 over 1300 compounds have been detected in river water used for the production of drinking water in The Netherlands. Toxicological information was and still is lacking for about 30 or 40% of these compounds and for many others only very limited information was available.”


Een voorbeeld die ze daarvoor aanhalen zijn medicatie. Waarbij ze aangeven dat ondanks dat ze nieuw gevonden worden in het water, de concentraties heel laag zijn. Achteraf worden er drempelwaarden gezet, en die blijken veel hoger te liggen dan de concentraties in ons drinkwater. De eerste kolom is hoeveel ng/L (nanogram per liter) van de medicatie is aangetroffen in het water. De tweede kolom de drempelwaarden voor veilig drinkwater (de theurapeutische dosis (hoeveel je als patiënt zou moeten innemen om het gewenste effect te krijgen) gedeeld door een onzekerheidsfactor van 100). Als we carbamazepine (een medicatie tegen zenuwpijn) als voorbeeld nemen:


Van carbamazepine werd zo’n 90 ng/L aangetroffen in het water. 1 Ng/L staat gelijk aan 0.001 microgram(ug)/L, oftewel 0.000000001 gram. Je zou 556 liter water op een dag moeten drinken om de drempelwater te halen. Zelfs als je je hele leven lang water met 90 ng/L carbamazepine zou drinken kom je op een totale dosis van 4.6 mg, dit is 20 keer lager dan de therapeutische dosis die je normaal op 1 dag krijgt van deze medicatie.

Daarnaast geven ze aan dat voor pesticide ooit de grens (per pesticide) van 0.1 ug/L gezet is. De onderbouwing was dat het sowieso niet in het water hoort, dus moet het eruit. Echter konden we geen lagere concentraties meten dan 0.1 ug/L, dus werd dat de grens.


“This value was based on the principle of ‘non-detectability’: the philosophy was that pesticides do not belong in drinking water and thus should not be present in it. As the limit of detection at that time was 0.1 mg/L, this became the standard.”


Dan kun je zeggen: “zie je! Dan weten we dus geeneens zeker of dat wel veilig is.”


Echter hier geldt hetzelfde als bij lood. Als je dit vergelijkt met de hoeveelheden die we binnen krijgen via eten is dit verwaarloosbaar.


Pesticiden: Voor individuele bestrijdingsmiddelen wordt een uniforme normwaarde van 0,1 ug/l gehanteerd en 0,5 ug/l voor de som.


Als we kijken naar het rapport van Pesticide Action Network (PAN ), dan zien we dat per pesticide er tussen de 0.02mg/kg to 40.00 mg/kg gevonden wordt op fruit en groente. Dit is tussen de 20ug tot 40000 ug per kilogram. Zet dit tegenover de 0.5 ug per liter drinkwater en je ziet hoe verwaarloosbaar dat is.


Voor alle ‘overige antropogene stoffen’ is een totale drempelwaarden gezet van 1.0 ug/L waarin genotoxiche chemische stoffen (die zorgen voor DNA schade) een drempelwaarden van 0.01 ug/L en steroïde hormonen (zoals testosteron of cortisol) een drempelwaarden van 0.1 ug/L hebben.


“The target values for individual genotoxic and steroid endocrine chemicals were set at 0.01 ug/L. For all other organic chemicals the target values were set at 0.1 ug/L. The target value for the total sum of genotoxic chemicals, the total sum of steroid hormones and the total sum of all other organic compounds were set at 0.01, 0.01 and 1.0 ug/L, respectively.”

Deze zijn gebaseerd op de Threshold of toxicological Concern (TTC). Zoals ik eerder liet zijn worden er voor stoffen in REACH drempelwaarden berekend, maar niet alle stoffen zijn blijkbaar daarin opgenomen of is überhaupt genoeg informatie over. Dus hebben ze hier in Nederland de TTC gebruikt. TTC is een drempelwaarden die voor een verwaarloosbaar risico voor mensen moet zorgen. De risicobeoordeling waarbij de data van andere stoffen en de blootstelling van de stof zonder data tegen elkaar worden afgewogen. Het is eerder ontwikkeld voor voeding en wordt gebruikt om drempelwaarden op te stellen op basis van data die we van vergelijkbare stoffen hebben.


TTC heeft drie categorieën gebaseerd op de toxische effecten van 613 stoffen: cramer class 1 (1800 ug per persoon per dag), cramer class 2 (540 ug per persoon per dag) en cramer class 3 (90 ug per persoon per dag). Waarbij bijvoorbeeld class 1 staat voor stoffen die makkelijk verwerkt kunnen worden door ons lichaam en daardoor een lage orale toxische effecten hebben en class 3 zijn stoffen die in zijn geheel eigenlijk niet veilig genoemd mogen worden. Ondertussen zijn er stoffen gescheiden geclassificeerd, naast de drie hoofdklassen, omdat ze nog toxischer bleken dan andere stoffen, zoals aflatoxines (die groeien in schimmels) die zwaar kankerverwekkend en daarom een drempelwaarden van 0.15 ug per persoon per dag kregen.


Drempelwaarden drinkwater ‘overige antropogene stoffen’ op basis van TTC

Om drempelwaarden te berekenen wordt er rekening gehouden met het feit dat drinkwater niet de enige bron is van de stof. Als hier onzekerheid over was dan gingen ze ervanuit dat 10% van de totale dagelijkse inname uit drinkwater komt (dit is bijvoorbeeld veel hoger dan de 1% van totale inname van lood). Het is berekend voor iemand die 2 liter op een dag drinkt en 60kg zou wegen en dan krijg je de volgende drempelwaarden: 0.01 ug/L voor genotoxische stoffen en 0.1 ug/L voor alle andere stoffen.



Echter beseffen deze wetenschappers zich ook dat een mix van verschillende stoffen ook voor problemen voor onze gezondheid zou kunnen zorgen. Daarvoor is de som van alle ‘overige antropogene stoffen’ vastgesteld op 1 ug/L. Dit is gebaseerd op Concentration Addition (CA), waarbij stoffen die dezelfde toxische weg nemen in ons lichaam (toxische modus) samen genomen worden. Daarom worden alle mogelijk stoffen in ons water gecategoriseerd naar toxische modus, zodat er zo conservatief mogelijk rekening wordt gehouden met stoffen die elkaar zouden kunnen versterken in effect. De auteurs geven aan dat dit een aandachtspunt is dat meer onderzoek nodig heeft en daarom is er een zo laag mogelijk drempelwaarden gezet.


De drempelwaarden worden gebruikt door drinkwaterbedrijven om water van goede kwaliteit die je je levenslang kunt drinken te garanderen. Het feit dat we stoffen in ons drinkwater tot aan nanogrammen aanwezig zijn, zegt niet iets over de kwaliteit van ons drinkwater maar over hoe belachelijk goed onze meetinstrumenten zijn. Die dagelijks gebruikt worden om de kwaliteit van het drinkwater te controleren.


Einde

Dit was het dan. Mijn laatste duik in kraanwater. Als je de hele blog gelezen hebt, chapeau! Wat ik uit deze blog gehaald heb kun je lezen in de 4 lessen (samenvatting). Nogmaals, ik ga niemand vertellen of je wel of niet een waterfilter moet kopen. Ik hoop in ieder geval dat ik de claims die verkopers van waterfilters maken een beetje in context heb kunnen plaatsen. Ik hoor maar al te graag of ik ergens de mist in ben gegaan! Ik corrigeer mezelf graag en zie fouten maken als een leermoment. Dus kom maar op!

 

Wat vond je ervan? Laat het aan mij weten in de vorm van commentaar of een email: info@coenfirmationbias.nl


Ben je een claim tegen gekomen op internet of social media en ben je benieuwd naar een beoordeling van de onderbouwing, laat het mij weten en ik duik erin!


Wil je mij en mijn voedingswetenschapavontuur steunen? Deel mijn artikelen of de podcast op jouw socials!


Alles wat je op deze website leest is mijn mening gebaseerd op kennis en ervaring. De kans is groot dat ik wel eens iets over het hoofd zie, of dat iets beter kan. Ik hoor het graag! Wetenschap doen we samen.


Volg me op:


 

bottom of page